Over Michelle

Michelle is advocaat op het gebied van arbeidsrecht, gezondheidsrecht en ESG bij La Gro. Zij geeft juridisch advies aan zorgorganisaties en werkgevers over uiteenlopende (HR-)vraagstukken, onder meer op het gebied van reorganisaties, ontslagzaken, vergroenen van contracten en arbeidsvoorwaarden, contractenrecht, compliance in de zorg, medisch wetenschappelijk onderzoek en medisch tuchtrecht. Michelle vormt binnen kantoor de schakel als het aankomt op vraagstukken waarbij gespecialiseerde kennis over zorgspecifieke wet- en regelgeving noodzakelijk is. Zij kenmerkt zich als een gedreven, betrokken en benaderbare advocaat. Zij procedeert indien noodzakelijk, maar fungeert ook graag als sparringspartner voor haar cliënten en denkt graag mee aan praktische oplossingen. Michelle is lid van de Vereniging voor Gezondheidsrecht (VGR).

Specialisaties

  • Gezondheidsrecht  
  • Arbeidsrecht
  • Privacyrecht
  • Bescherming van persoonsgegevens
  • ESG

Achtergrond en nevenactiviteiten

  • 2012, Erasmus Universiteit Rotterdam, Recht van de Gezondheidszorg 
  • 2014, Universiteit Leiden, Rechtsgeleerdheid (Civiel Recht met een accent op arbeidsrecht) 
  • 2021, specialisatieopleiding Grotius Gezondheidsrecht  
  • Lid van de Vereniging Jonge Arbeidsrecht Advocaten (VJAA) 
  • Lid van de Vereniging voor Gezondheidsrecht (VGR)   

Recente dossiers

  • Adviseren en procederen op het gebied van gezondheidsrecht en arbeidsrecht. 
  • Begeleiding en advisering bij o.a. ontslagprocedures, beëindigingsregelingen en organisatiewijzigingen. 
  • Recent heeft Michelle een succesvolle overname van een bedrijfsonderdeel van een ziekenhuis begeleid. 
  • Michelle adviseert regelmatig over contracten met betrekking tot medisch wetenschappelijk onderzoek. 
Contactgegevens
Mr. M.M. (Michelle) Collins

Advocaat

Arbeidsrecht | Life Sciences & Healthcare

Bel Michelle Collins

Artikelen van Michelle Collins

Michelle Collins 2
Michelle Collins
Advocaat
De Wet bescherming klokkenluiders
In dit artikel informeren wij u over de nieuwe Wet bescherming klokkenluiders. De wet is op 18 februari 2023 in werking getreden als opvolger van de Wet huis voor klokkenluiders. Als gevolg van de introductie van deze wet zijn meer werkgevers verplicht een klokkenluidersregeling in te stellen. Bovendien moeten werkgevers bestaande regelingen aanpassen aan de nieuwe wet. Welke werkgevers onder de wet vallen en welke aanpassingen nodig zijn om te voldoen aan de wettelijke eisen, leggen wij in dit artikel aan u uit. Verplichting klokkenluidersregeling Werkgevers bij wie in de regel ten minste 50 personen werkzaam zijn, moeten verplicht een interne meldprocedure hebben voor het omgaan met het melden van een vermoedelijke misstand binnen de organisatie. Voor het aantal werkzame personen geldt dat naast werknemers of ambtenaren, ook uitzendkrachten meetellen. Dit geldt ook voor vrijwilligers en stagiairs die een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Met minder dan 50 werkzame personen hoeft een werkgever in beginsel geen interne meldprocedure te hebben. Dit is anders indien sprake is van een organisatie werkzaam op het gebied van financiële diensten, producten en markten, het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering, burgerluchtvaart, maritieme arbeid en havenstaatcontrole en offshore olie- en gasactiviteiten. Deze organisaties zijn ook verplicht een interne meldprocedure in te stellen. Strengere eisen aan de klokkenluidersregeling Wanneer een werknemer meent dat sprake is van een misstand binnen de organisatie, kan de werknemer hier melding van maken. Met de nieuwe wet geldt als misstand voortaan ook (gevaar voor) schendingen van het EU-recht, dreigende misstanden en (gevaar voor) schending van interne regels van de werkgever als misstand aangemerkt. Hoewel een werkgever bij wie ten minste 50 personen werkzaam zijn een interne meldprocedure moeten hebben, hoeft de melder niet verplicht eerst intern te melden. De werknemer kan ervoor kiezen direct extern een melding te maken. Wanneer een werknemer wel gebruik wenst te maken van de interne meldprocedure, gelden met de introductie van de wet strengere eisen waaraan deze procedure moet voldoen. Allereerst moet het voor de melder mogelijk zijn de melding zowel mondeling als schriftelijk te doen. De melder moet vervolgens binnen zeven dagen na de melding een ontvangstbevestiging krijgen. De werkgever heeft maximaal drie maanden om aan de melder informatie te verstrekken over de beoordeling van zijn melding. Verder verplicht de nieuwe wet de werkgever om alle werkzame personen binnen de organisatie informatie te geven over de interne meldprocedure, de manier waarop meldingen buiten de organisatie kunnen worden gedaan en de rechtsbescherming van werknemers. Ook is de werkgever verplicht meldingen te registreren in een daarvoor ingericht register. Betere bescherming Naast de strengere eisen ten aanzien van de interne meldprocedure, biedt de wet de melder betere bescherming. Dit uit zich onder andere in de uitbreiding van het benadelingsverbod. Voorheen werden alleen werknemers en ambtenaren beschermd voor benadeling als gevolg van een melding. Nu geldt dat het benadelingsverbod voor alle melders van misstanden die in een werkgerelateerde context activiteiten verrichten (bijv. zzp’ers). Daarnaast geldt het ook voor mensen die de melder bijstaan, interne onderzoekers en betrokken derden. Ook is het benadelingsbegrip uitgebreid. Waar voorheen benadeling enkel benadeling in de rechtspositie van de melder betrof (bijv. ontslag), omvat benadeling onder de nieuwe wet elke vorm van benadeling van een melder. Denk hierbij aan slechte beoordelingen, pesterijen etc. Wanneer de vraag zich voordoet of sprake is van benadeling als gevolg van een melding, is het met de nieuwe wet aan de werkgever om aan te tonen dat dit niet het geval is. De bewijslast komt dus bij de werkgever te liggen. Welke actie moet u ondernemen? Voor private werkgevers waar ten minste 50 tot 249 personen werkzaam zijn geldt dat zij vanaf 17 december 2023 een regeling moeten hebben die is aangepast aan de nieuwe eisen. Voor andere werkgevers die verplicht zijn een klokkenluidersregeling in te stellen, geldt dat de wet op 18 februari 2023 onmiddellijke ingang heeft (met uitzondering van een aantal bepalingen). Het is daarom verstandig uw klokkenluidersregeling na te lopen en aan te passen aan de wijzigingen die de wet met zich brengt. Mocht u daarbij hulp of advies nodig hebben, neem dan contact op met ons team Arbeidsrecht. Zij helpen u graag verder!
Michelle Collins 2
Michelle Collins
Advocaat
Aanpassing beleidsregel voor transacties zorginstellingen voor behoud van zorgvastgoed voor de sociale sector
Op 19 januari 2023 heeft het College sanering zorginstellingen (hierna: “College sanering”) de beleidsregel vervreemding onroerende zaken aangepast na de motie Hijink/Werner van 30 juni 2021. Deze beleidsregel moet ervoor zorgen dat zorgvastgoed beter behouden blijft voor de sociale sector. Als gevolg van de aanpassing van de beleidsregel doen zich verschillende veranderingen voor omtrent de regels voor de verkoop en verhuur van zorgvastgoed, alsmede de vestiging van beperkte rechten hierop. Klik hier voor de beleidsregel vervreemding onroerende zaken.  Ruimte om niet aan de markt te verkopen Met de beleidsregel verandert het doel van de vervreemding van onroerend goed van zorginstellingen van een marktconforme opbrengst naar het verhogen van de maatschappelijke opbrengst. Voorheen gold namelijk dat zorgaanbieders het zorgvastgoed door middel van een open en transparant proces aan de markt moesten aanbieden. In dat geval konden naast maatschappelijke organisaties bijvoorbeeld ook commerciële partijen meebieden. Door de aanpassing van de beleidsregel ontstaat nu meer ruimte voor zorgaanbieders om direct te onderhandelen over de transactieprijs met maatschappelijke organisaties, zoals zorginstellingen. De zorgaanbieder die voornemens is zorgvastgoed te vervreemden in afwijking van het open en transparante proces, dient dit gemotiveerd aan het College sanering voor te leggen. Wanneer het hierbij gaat om een maatschappelijke partij, zal het College sanering in beginsel hiermee instemmen. Lagere prijs dan taxatiewaarde Voor de prijsbepaling geldt dat als uitgangspunt de hoogste taxatiewaarde wordt gevolgd. Maar met de aanpassing van de beleidsregel wordt de mogelijkheid geïntroduceerd een lagere prijs af te spreken dan deze hoogste taxatiewaarde. Deze mogelijkheid is geïntroduceerd met het oog op de doel van de regeling, namelijk het verhogen van de maatschappelijke opbrengt. De redenatie is dat niet alle maatschappelijke opbrengsten of voordelen in geld uit zijn te drukken. Om een lagere taxatiewaarde te kunnen hanteren, dient de zorgaanbieder de reden hiervoor te motiveren bij het College sanering. Het College sanering bekijkt vervolgens per geval of de lagere taxatiewaarde kan worden afgesproken. Contact Heeft u nog vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem dan contact op met Michelle Collins, ze helpt u graag verder.
Michelle Collins 2
Michelle Collins
Advocaat
European Clinical Trial Regulation
Per 31 januari 2022 is de EU-verordening voor geneesmiddelenonderzoek – European Clinical Trial Regulation (hierna: ECTR) – van toepassing. Deze wetgeving regelt het klinisch onderzoek met geneesmiddelen in de Europese Unie (en dus ook Nederland). Het doel hiervan is het harmoniseren en vereenvoudigen van onderzoek met geneesmiddelen binnen de EU. Per 31 januari 2022 is de EU-verordening voor geneesmiddelenonderzoek – European Clinical Trial Regulation (hierna: ECTR) – van toepassing. Deze wetgeving regelt het klinisch onderzoek met geneesmiddelen in de Europese Unie (en dus ook Nederland). Het doel hiervan is het harmoniseren en vereenvoudigen van onderzoek met geneesmiddelen binnen de EU. Doel ECTR De ECTR beoogt een gestroomlijnde beoordelingsprocedure voor klinisch geneesmiddelenonderzoek te bewerkstelligen voor alle klinische onderzoeken binnen de EU. Zo zullen onderzoeksprotocollen en overige studiegerelateerde documenten in de hele EU centraal en digitaal plaatsvinden via een webportaal en database ontwikkeld door de European Medicines Agency (hierna: EMA). Het Clinical Trials Information System (CTIS) wordt het centrale toegangspunt voor de indiening van aanvragen voor geneesmiddelenonderzoek in de EU. Tevens zullen de maximale doorlooptermijnen van het toetsingsproces in alle EU-landen gelijk zijn, zodat alle centra in deelnemende landen tegelijk onderzoek kunnen starten. Toetsingsprocedure De toetsingsprocedure is onder de ECTR gesplitst in twee delen. De beoordeling van deel 1 betreft de productbeoordeling en de medisch wetenschappelijke beoordeling. De beoordeling van deel 2 betreft aangelegenheden zoals de (proefpersonen)verzekering, de geschiktheid van de faciliteiten en onderzoekers, de vergoedingen aan proefpersonen etc. Onder de ECTR wordt bij multinationaal onderzoek deel 1 beoordeeld door alle lidstaten gezamenlijk. Per studie wordt dan één lidstaat aangesteld als rapporteur (de zogenaamde reporting Member State) en stelt dat land in afstemming met de toetsingscommissies van de overige deelnemende landen het beoordelingsrapport over deel 1 op. Deel 2 wordt door iedere lidstaat afzonderlijk beoordeeld. Instellingen die deelnemen aan een klinisch geneesmiddelenonderzoek dienen te worden getoetst op geschiktheid. In Nederland dient een deelnemende onderzoekinstelling een Verklaring Geschiktheid Onderzoeksinstelling (VGO) af te geven aan de uitvoerder van de studie. Deze verplichting is al in november 2021 in Nederland verplicht gesteld. Overgangstermijn Er geldt een overgangstermijn van in totaal drie jaar. Tot 31 januari 2023 kan een sponsor ervoor kiezen aanvragen voor geneesmiddelenonderzoek via het huidige systeem of via CTIS in te dienen. Vanaf 31 januari 2023 moeten alle nieuwe klinische onderzoeken via CTIS te worden ingediend en vanaf 31 januari 2025 moeten álle klinische geneesmiddelenonderzoeken conform de ECTR zijn en geregistreerd staan in CTIS. Het verdient dus aanbeveling om hier rekening mee te houden, met name als het onderzoek meerdere jaren in beslag zal nemen.
Michelle Collins 2
Michelle Collins
Advocaat
De wet toetreding zorgaanbieders
Op 1 januari 2022 is de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking getreden. Deze wet brengt verschillende verplichtingen voor zorgaanbieders met zich mee. Het introduceert tevens een nieuwe vergunningsprocedure dat het huidige toelatingssysteem onder de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi) vervangt. Het hoofddoel van de Wtza is een verbetering van de zorgkwaliteit. In deze bijdrage staat Michelle Collins stil bij de belangrijkste verplichtingen uit de Wtza: de meldplicht, de vergunningsplicht, het interne toezicht en de jaarverantwoording. Meldplicht De Wtza introduceert een (eenmalige) meldplicht voor zorgaanbieders die zorg verlenen als bedoeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen in de zorg (hierna: Wkkgz). Nieuwe zorgaanbieders moeten zich (eenmalig) voor aanvang van de zorgverlening melden bij een digitaal portaal van het CIBG waar diverse vragen ingevuld moeten worden. Bij de melding wordt gewezen op de kwaliteitseisen waaraan moet worden voldaan. Het doel van de Wtza is om alle zorgaanbieders beter in beeld te krijgen bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Reeds bestaande zorgaanbieders die zorg verlenen bij of krachtens de Wkkgz moeten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de wet voldoen aan de meldplicht. Dit betekent dat bestaande zorgaanbieders uiterlijk 30 juni 2022 aan de meldplicht moeten voldoen. Van de meldplicht zijn enkele categorieën zorgaanbieders uitgesloten, zoals apotheken en Regionale Ambulancevoorzieningen. Vergunningsplicht Voor sommige zorgaanbieders geldt dat een Wtza-vergunning nodig is. Dit geldt voor: Instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen; Instellingen met meer dan tien zorgverleners die zorg (doen) verlenen bij of krachtens de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg. Als een zorginstelling al over een WTZi-toelating beschikt, dan wordt die van rechtswege omgezet in een Wtza-vergunning. Zorginstellingen die op grond van de WTZi van rechtswege zijn toegelaten (bijvoorbeeld huisartsenpraktijken) of zorginstellingen die onder de WTZi geen toelating nodig hadden, maar op grond van de Wtza wel over een Wtza-vergunning dienen te beschikken, hebben twee jaar de tijd om een vergunning aan te vragen, dus uiterlijk vóór 1 januari 2024. Mocht een zorgaanbieder op enig moment ná 1 januari 2022 het aantal van tien zorgverleners overschrijden (bijv. van 8 naar 11 zorgverleners) met als gevolg dat de zorgaanbieder op grond van bovenstaande vereisten over een vergunning behoort te beschikken, dan dient de zorgaanbieder binnen zes maanden nadat de overschrijding van het aantal van tien zorgverleners ontstaat een vergunning aan te vragen. Intern toezicht Een vergunningplichtige zorginstelling dient in beginsel op grond van de Wtza te beschikken over een onafhankelijke interne toezichthouder (bijvoorbeeld een Raad van Toezicht). De interne toezichthouder staat onder andere de dagelijkse of algemene leiding van een zorginstelling met raad bij. Jaarverantwoording, transparantie van financiële bedrijfsvoering en gebruik van derivaten Per 1 januari 2022 is ook de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (Awtza) in werking getreden. Deze wet regelt de wijzigingen van andere wetten, zoals de Wet toelating zorginstellingen, de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de Wkkgz, die door de invoering van de Wtza zijn aangepast. Zo zijn de transparantieverplichtingen ten aanzien van de financiële bedrijfsvoering en de jaarverantwoording op grond van de Awtza opgenomen in de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg). Door het onderbrengen van die verplichtingen in de Wmg hebben de transparantieverplichtingen een breed toepassingsbereik omdat die verplichtingen in beginsel van toepassing zijn op alle zorgaanbieders in de zin van de Wmg. Een zorgaanbieder onder de Wmg is iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die beroeps- of bedrijfsmatig zorg verleent. Tevens is er in de Wmg een nieuwe regeling ingevoerd met betrekking tot het aantrekken van financiële derivaten. Bij ministeriële regeling wordt bepaald welke financiële derivaten een zorgaanbieder voor welke doeleinden en onder welke voorwaarden mag aantrekken. Meer weten? Neem dan contact op met Michelle Collins – specialist gezondheidsrecht, zij staat u graag te woord.
Michelle Collins 2
Michelle Collins
Advocaat
Governancecode Zorg 2022
Per 1 januari 2022 is de Governancecode Zorg 2017 herzien. De reden voor de herziening is onder meer de inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (hierna: Wbtr) per 1 juli 2021 en de Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: Wtza) per 1 januari 2022. In dit artikel licht Michelle Collins drie belangrijke wijzigingen toe. Belangenverstrengeling en tegenstrijdig belang In de Governancecode Zorg 2022 (hierna: de Code) is de regeling omtrent (ongewenste) belangenverstrengeling en tegenstrijdig belang gewijzigd danwel aangescherpt. Elke vorm van ongewenste belangenverstrengeling van enig lid van de raad van bestuur of de raad van toezicht dient te worden voorkomen en de schijn ervan moet worden vermeden. Belangenverstrengeling is een situatie waarin een bestuurder of toezichthouder meerdere belangen of functies heeft die elkaar raken of beïnvloeden. Er is sprake van ongewenste belangenverstrengeling als de verschillende belangen, posities of (neven)functies van bestuurders of toezichthouders zodanig invloed op elkaar hebben dat de onafhankelijkheid, objectiviteit of integriteit van bestuurders of toezichthouders in het geding komt. De Code geeft enkele voorbeelden van ongewenste belangenverstrengeling, zoals bevoordeling van persoonlijke relaties of het verrichten van betaalde werkzaamheden voor de zorgorganisatie die niet tot de functie behoren. Er is in de Code aansluiting gezocht bij de tegenstrijdige belangenregeling uit de Wbtr. De Code bepaalt dat een bestuurder of toezichthouder niet mag deelnemen aan de voorbereiding, beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een dusdanig tegenstrijdig belang heeft, dat hij niet meer in staat is om de belangen van de zorgorganisatie op een integere, objectieve en onbevooroordeelde wijze te behartigen. Medezeggenschap professionals In de Code is de positie van de professional versterkt. Naast het formele medezeggenschap via de ondernemingsraad en de cliëntenraad dient een zorgorganisatie te waarborgen dat ook (vertegenwoordigers van) professionals betrokken worden en invloed kunnen hebben op het beleid dat hen raakt in de dagelijkse beroepsuitoefening. Professionals dienen tevens betrokken te worden bij de beleidskeuzes over ‘de zorg van morgen’. Toezicht De Code verwijst naar de per 1 januari 2022 ingevoerde Wtza en het Uitvoeringsbesluit Wtza, waarin onder meer is bepaald dat de raad van toezicht zodanig is samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding van de instelling onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. Daarnaast is opgenomen dat de raad van toezicht de eigen honorering bepaalt binnen de grenzen van de Wet normering topinkomens. De aanpassing van de Code kan aanleiding zijn voor uw zorgorganisatie om reglementen en statuten te wijzigen. Meer weten? Neem dan contact op met Michelle Collins of Caroline de Weerdt, zij staan u graag te woord.
Michelle Collins 2
Michelle Collins
Advocaat
Cao Gemeenten: ook passende regeling aanbieden bij verstoorde arbeidsrelatie
Op 5 november 2019 is de definitieve Cao Gemeenten als cao aangemeld bij het ministerie van SZW. De definitieve Cao Gemeenten bevat meerdere wijzigingen ten opzichte van de voorgaande versies. Eén verandering bespreek ik in dit artikel, namelijk de toevoeging van artikel 10.24. In eerdere versies van de Cao Gemeenten was in artikel 10.24 geen bepaling over de passende regeling overgenomen van het oude artikel 10d:4 CAR/UWO, die verband houdt met een ontslag op grond van artikel 8:8 CAR/UWO (ontslag op andere gronden). Merkwaardige situatie Eerder werd gedacht dat deze bepaling in de CAR/UWO in strijd zou zijn met artikel 7:669, lid 3 onder g BW en artikel 7:670b BW. Dit zou een merkwaardige situatie hebben opgeleverd. De ambtenaar die na 1 januari 2020 wordt ontslagen wegens een verstoorde arbeidsverhouding maakt geen aanspraak op een passende regeling (zoals een bovenwettelijke WW-uitkering), terwijl een vergelijkbare faciliteit ontbreekt in het Burgerlijk Wetboek. Wel zou de ontslagen ambtenaar in aanmerking kunnen komen voor een transitievergoeding. Dit betekende dat een gemeenteambtenaar die wordt ontslagen vanwege een verstoorde arbeidsverhouding er vanaf 1 januari 2020 in financiële zin fors op achteruit zou gaan ten opzichte van een ontslag vanwege verstoorde arbeidsverhouding onder de CAR/UWO. Dit terwijl een ontslag dat wordt verleend vanwege disfunctioneren op grond van de Cao Gemeenten wel aanspraak op bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen geeft. Toch passende regeling Uiteindelijk is de definitieve Cao Gemeenten op dit punt aangepast. Bij een ontslag vanwege een verstoorde arbeidsverhouding dient er nu toch een passende regeling voor de ontslagen ambtenaar te worden getroffen, waarbij de aanvullende en de na-wettelijke werkloosheidsuitkering worden betrokken alsmede de transitievergoeding. Dit betekent dat er per geval maatwerk kan en moet worden toegepast om een passende regeling voor de ontslagen ambtenaar te treffen. Contact Heeft u vragen over de Wrna, ontslag van ambtenaren of de Cao Gemeenten? Neem dan contact op met onze specialist M.M. (Michelle) Collins, zij helpt u graag verder!