25 maart 2024

Roepen in de Woestijn: de waarschuwingsplicht van de aannemer de wet kwaliteitsborging voor de bouw

25 maart 2024

Het is aan de aannemer om de opdracht van de opdrachtgever goed en deugdelijk uit te voeren. Maar wat als de opdracht, de ter beschikking gestelde ondergrond, of de beschrijving en/of tekening van het werk niet klopt? Als aannemer moet je de opdrachtgever dan actief waarschuwen voor fouten en onvolkomenheden in de opdracht. Maar hoe en wanneer doe je dat? En wat te doen als er niet geluisterd wordt? En is de de waarschuwingsplicht door invoering van de Wet kwaliteitsborging voor de bouw (Wkb) per 1 januari 2024 zwaarder geworden?

Tot voor kort werden bouwplannen getoetst in het kader van de aanvraag van een Omgevingsvergunning, dus voorafgaand aan de uitvoering van een werk. Als de vergunning goedgekeurd was, dan was er tijdens de uitvoering van het werk in de regel geen controle of toetsing. Daardoor werden fouten niet of te laat ontdekt. De Wkb heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren, dus minder gebreken en bouwfouten. Om die reden is een nieuw systeem van bouwtoezicht ingesteld dat sinds 1 januari 2024 in werking is getreden. Het gemeentelijke toezicht op o.a. de naleving van de vergunning en het Bouwbesluit is daarbij vervangen door private kwaliteitsborging tijdens de bouw. De verantwoordelijkheid komt daardoor nu (met name) bij de aannemer te liggen.

In dat kader is tevens het Burgerlijk Wetboek (:BW), dat de overeenkomst van aanneming van werk regelt, op een aantal punten gewijzigd. In deze bijdrage bespreken we de uitbreiding van de waarschuwingsplicht in het BW bij aanneming van bouwwerken. De waarschuwingsplicht geldt voor elke partij die opdrachten uitvoert. Uitbreiding van de waarschuwingsplicht vraagt meer actie en inzet van aannemers.

Voor een beknopt overzicht van alle wijzigingen in het BW vanwege de invoering van de Wkb verwijzen we u naar een voorafgaand artikel van Myrte Scholten.

Bestaande waarschuwingsplicht: kenbare fouten (artikel 7:754 lid 1 BW)

De aannemer mag niet ongezien overgaan tot de bouw. Enige controle vooraf is nodig. Bij het aangaan van een overeenkomst van aanneming van werk en bij het uitvoeren van het werk was en is het om die reden aan de aannemer om te waarschuwen voor de aannemer (redelijkerwijs) kenbare fouten in stukken. Hetzelfde geldt voor fouten en gebreken in zaken afkomstig van – of opgesteld voor – de opdrachtgever. Reden daarvan is dat de aannemer als expert voor het uitvoeren van het werk geacht wordt te weten hoe je een kwalitatief goed werk levert. Het doel van de bepaling is dus om fouten en schade te voorkomen die na eenvoudig onderzoek kenbaar zouden zijn geweest. De opdrachtgever kan namelijk een fout over het hoofd zien. De tekst van de waarschuwingsplicht is:

“De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.”

Dat ziet bijvoorbeeld op de opdracht zelf, het bestek, tekeningen, berekeningen en andere van de opdrachtgever afkomstige stukken, maar ook op de grond waarop gebouwd moet worden en voor materiaal dat ter beschikking wordt gesteld.

De aannemer moet waarschuwen voor mogelijke fouten en onjuistheden in de opdracht die hij kende of redelijkerwijs behoorde te kennen of bij de uitvoering blijken. De omvang van de waarschuwingsplicht hangt af van om wat voor een fout het gaat en hoe makkelijk/hoe kenbaar een fout voor de aannemer in kwestie te ontdekken is en de mate van deskundigheid die bij de betreffende aannemer aanwezig mag worden verondersteld ten aanzien van de fout of het gebrek dat aan de orde is. Een schilder zal bijvoorbeeld minder snel hoeven waarschuwen voor een gebrek in de fundering dan de aannemer die de fundering aanlegt. De meer deskundige aannemer zal eerder moeten spreken dan de aannemer wiens specialisme het niet is. De aannemer hoeft het ontwerp niet over te doen, maar als duidelijk is dat de beschrijving van iets anders uitgaat dan de tekening, dan moet de aannemer vragen om verduidelijking.

Alleen als er voldoende duidelijk gewaarschuwd is, is de aannemer niet aansprakelijk voor (de mogelijke gevolgen van) kenbare fouten en/of onvolkomenheden. Voorafgaand aan de uitvoering zal de aannemer ook moeten controleren of een waarschuwing van de aannemer daarna is opgevolgd door de opdrachtgever. Dat (de adviseur van de) opdrachtgever zelf wellicht voldoende deskundig is om een fout te kunnen onderkennen maakt niet dat de aannemer dan niet hoeft te waarschuwen voor een mogelijke fout. De deskundigheid van de (adviseurs van de) opdrachtgever kan wel van invloed zijn op een eventuele verdeling van de schade over de aannemer en de opdrachtgever als blijkt dat onvoldoende gewaarschuwd is, terwijl de opdrachtgever de fout ook had kunnen (moeten) onderkennen. Waarschuwt de aannemer niet of onvoldoende, dan is de aannemer aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het niet, net voldoende of niet op tijd waarschuwen.

Wijziging BW: uitbreiding waarschuwingsplicht aannemer (artikel 7:754 lid 2 BW)

Met de waarschuwing moet de opdrachtgever kunnen nagaan of, en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om mogelijke gevolgen en schade aan het werk te voorkomen. Vanaf 1 januari 2024 is de waarschuwingsplicht van de aannemer daarom uitgebreid/nader gereguleerd. Aan artikel 7:754 BW is een lid 2 toegevoegd waarin wordt geregeld hoe en wanneer gewaarschuwd moet worden voor (redelijkerwijs) kenbare fouten:

“Bij aanneming van een bouwwerk geschiedt een waarschuwing als bedoeld in lid 1 schriftelijk en ondubbelzinnig en wijst de aannemer de opdrachtgever tijdig op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.”

Schriftelijk en ondubbelzinnig

Door de aanpassing van de waarschuwingsplicht in het BW moet de waarschuwing bij een overeenkomst voor aanneming van een bouwwerk voldoende duidelijk en voldoende concreet zijn.

Dat doet de aannemer door tijdig, schriftelijk en ondubbelzinnig te waarschuwen voor mogelijke fouten en de mogelijke gevolgen daarvan. Dat kan per app, e-mail of brief, maar ook in een bouwverslag of weekrapport. Voorheen was er geen vormvereiste en kon een waarschuwing ook mondeling gedaan worden. Om welles-nietes discussies – lees: bewijs problemen – te beperken/voorkomen wordt nu vereist dat een waarschuwing schriftelijk gedaan wordt. De waarschuwing moet daarnaast ondubbelzinnig – concreet, begrijpelijk en duidelijk – zijn.

Door de waarschuwing moet het voor de opdrachtgever duidelijk zijn waarvoor de aannemer waarschuwt en wat het (mogelijke) gevolg is als de opdracht niet wordt gewijzigd, als er niet wordt ingegrepen, door de opdrachtgever. De waarschuwing mag niet op verschillende manieren uit te leggen zijn. De waarschuwing moet bovendien op een zodanig tijdstip gedaan worden dat tijdig ingrijpen nog mogelijk is. In de rechtspraak werd die verplichting al aangenomen. Als de waarschuwing niet wordt opgevolgd en onduidelijk is of de opdrachtgever zich bewust is van de gevolgen moet de aannemer overwegen om het werk niet voort te zetten, totdat die duidelijkheid er wel is.

Op grond van het nieuwe Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) mag de bouw niet starten zonder daaraan voorafgaand een bouwmelding onder kwaliteitsborging bij de gemeente te doen. Om tijdig een bouwmelding te kunnen doen moet ook tijdig voordien een kwaliteitsborger worden ingeschakeld. Niet geregeld is wie gehouden is de kwaliteitsborger in te schakelen en wie gehouden is de bouwmelding te doen. Dat moeten partijen zelf in de overeenkomst regelen. Er van uitgaande dat het aan de opdrachtgever is om de bouwmelding te doen, kan het onder omstandigheden aan de aannemer zijn om de opdrachtgever tijdig te wijzen op de noodzaak van het inschakelen van een kwaliteitsborger, zodat de kwaliteitsborger tijdig een bouwmelding kan doen en de aannemer daardoor tijdig kan starten met bouwen.

Dwingend recht voor consumenten. Regelend recht voor niet-consumenten

In art. 7:754 lid 2 BW staat dat er tijdig, schriftelijk en ondubbelzinnig gewaarschuwd moet worden. Als de opdrachtgever een consument is, dat is een natuurlijke persoon die bij de opdracht niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan in geval van aanneming van een bouwwerk niet ten nadele van de opdrachtgever van die verplichting worden afgeweken. Een van art. 7:754 lid 2 BW afwijkende bepaling die in het nadeel is van de consument-opdrachtgever is vernietigbaar. Dat betekent dat de consument in voorkomende gevallen de rechter kan vragen om de strijdige bepaling te vernietigen, buiten beschouwing te laten. Hetzelfde geldt voor met art. 7:754 lid 2 BW strijdige bepalingen in algemene voorwaarden die op de overeenkomst van aanneming van werk van toepassing zijn. Bekende algemene voorwaarden zijn de ALIB 2024, AVA 2023, UAV 2012.

Art. 7:754 lid 2 BW creëert wel onzekerheid. Verwezen wordt namelijk naar art. 7:754 lid 1 BW. Die bepaling is echter niet van dwingend recht. Aangenomen wordt daarom dat bij consumentenovereenkomsten niet kan worden afgeweken van de vorm (lees: schriftelijk) waarin gewaarschuwd wordt, maar dat van de inhoud/maatstaf als bedoeld in art. 7:754 lid 1 BW wel kan worden afgeweken. Dat zou betekenen dat een aannemer, ook bij een overeenkomst met een consument, een andere maatstaf kan overeenkomen. In dat geval zou de aannemer kunnen afspreken dat, in plaats van de plicht te waarschuwen voor fouten die hij ‘kende of behoorde te kennen’, alleen hoeft te waarschuwen voor fouten die hij daadwerkelijk heeft ontdekt of zelfs  helemaal niet gehouden is te waarschuwen voor fouten. Omdat art. 7:754 lid 2 BW niet voor professionele opdrachtgevers geldt kan met hen hoe dan ook een van art. 7:754 lid 1 BW afwijkende afspraak worden gemaakt. Over art. 7:754 lid 2 BW is nog geen relevante rechtspraak bekend, zodat afwachten is of die bepaling inderdaad zo opgevat mag worden.

Kan je afwijken van de schriftelijke waarschuwingsplicht?

Uitzondering: bij overeenkomsten met zakelijke opdrachtgevers kan overeengekomen worden dat deze verplichting niet (of anders) geldt.

Vanaf wanneer geldt de zwaardere  waarschuwingsplicht?

Directe werking, dus vanaf 1 januari 2024. Dat betekent dat bedingen in op 1 januari 2024 bestaande overeenkomsten die afwijken/strijd opleveren met art. 7:754 lid 2 ten nadele van consument-opdrachtgevers geldig blijven vanwege eerbiediging van het oude recht. Voor nieuwe situaties bij bestaande overeenkomsten – bijvoorbeeld bij uitvoering van het werk – en voor nieuwe overeenkomsten vanaf 1 januari 2024 geldt dat strijdige bepalingen vernietigbaar zijn. Zie hiervoor bij dwingend recht.

Heeft u vragen over de Wkb, of wilt u meer informatie? Neem dan vooral contact op met één van onze specialisten van team bouwrecht.

 

Auteur
Mr. H.N.T. (Niek) Hoogwout

Advocaat & Partner

Bel: 0172-503 250