
Advocaat & Partner
Onder meer naar aanleiding van een aantal “schandalen”, zoals de veel te dure sportwagen van de directeur/bestuurder van een woningcorporatie en wanbeleid bij (zorg)organisaties, heeft de wetgever besloten dat er ook voor stichtingen en verenigingen strengere regels gaan gelden voor het bestuur. Dit gaat ook gelden voor coöperaties en de onderlinge waarborgmaatschappij. Deze regels gelden niet alleen voor stichtingen of verenigingen die een onderneming in stand houden maar ook voor de plaatselijke voetbalclub of wielervereniging. De nieuwe regels zijn opgenomen in de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR) en zal op veel punten de regelingen voor de stichting en de vereniging gelijktrekken met die voor de BV en de NV.
Voor menig bestuurder van stichtingen of verenigingen vormt dit mogelijk een aanleiding om te stoppen. Dat is volgens ons helemaal niet nodig, maar aan de andere kant is het wel nodig rekening te houden met de veranderingen. Veranderingen die in een aantal gevallen wel een wijziging van de statuten noodzakelijk maken.
Een van de redenen voor een aantal bestuurders om te overwegen te stoppen is de uitbreiding van de persoonlijke aansprakelijkheid. Voor stichtingen die commercieel opereren (Vpb-plichtig zijn) wordt de aansprakelijkheid vergelijkbaar met die van bestuurders van BV’s. In de praktijk betekent het dat de financiële huishouding op orde moet zijn, er een goede administratie moet worden gevoerd en het aan te raden is om een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten.
Het wordt makkelijker om bestuurders te ontslaan, namelijk net zo makkelijk als een bestuurder van een BV of NV. Als een bestuurder wordt ontslagen, leidt dit ook automatisch tot het einde van de arbeidsovereenkomst. De rechter kan het dienstverband niet meer herstellen, hooguit een vergoeding opleggen. En wordt een bestuurder ontslagen door de rechter, dan volgt automatisch een bestuursverbod voor vijf jaar, tenzij de bestuurder geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het is dus aan te raden de arbeidsovereenkomst na te lezen wat er is afgesproken over het einde van het dienstverband en deze zo nodig aan te passen.
Op een aantal punten kan het zo zijn dat de statuten moeten worden aangepast. Met ingang van 1 juli 2021 gaat een gewijzigde “tegenstrijdig belang regeling” gelden die in de regel afwijkt van hetgeen thans in de statuten staat opgenomen. De regeling houdt in dat bestuurders niet mogen deelnemen aan het overleg en de stemming als ze een persoonlijk tegenstrijdig belang hebben bij het onderwerp. Het is ook aan te raden om meteen te regelen wie het besluit neemt als alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben. Regelingen in de statuten die in strijd zijn met de nieuwe regeling verliezen met ingang van 1 juli 2021 hun werking.
Bepalingen in de statuten die aan een bepaalde bestuurder of commissaris meer stemmen toekennen worden over 5 jaar ongeldig. Op dit punt is dus een statutenwijziging verplicht. En als dan toch de statuten worden aangepast is het zeker aan te raden om ook een regeling voor afwezige of ontbrekende bestuurders of commissarissen op te nemen zoals de WTBR voorschrijft.
Tot slot kan een raad van commissarissen worden ingesteld, die toezicht houdt op het bestuur. Het bestuur moet deze raad jaarlijks op de hoogte houden van onder andere de controlesystemen en algemene en financiële risico’s. Als er op dit moment een orgaan bestaat dat een dergelijke functie vervult kan het goed zijn dat de nieuwe regels al van toepassing zijn.
Dus zeker geen aanleiding om daadwerkelijk te stoppen als bestuurder en tegelijkertijd wel alle reden om nog eens kritisch naar het functioneren van het bestuur te kijken en de statuten aan te passen.
Advies nodig over dit onderwerp? Neem contact op met mr. Mathijs Arts via +31 614338775 of [email protected].
Advocaat & Partner