
Advocaat & Partner
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden (Wsn). De Wsn wijzigt de Wet natuurbescherming en later de Omgevingswet. Aanleiding voor deze wijzigingen is de structurele aanpak voor de stikstofproblematiek die het kabinet in december 2019 heeft aangekondigd. Met deze structurele aanpak beoogt het kabinet met volle inzet te werken aan herstel en versterking van de natuur en het terugdringen van de stikstofuitstoot. Daarnaast kan door de aanpak weer meer ruimte ontstaan voor economische en maatschappelijke relevante activiteiten onder meer op het gebied van woningbouw, infrastructuur en landbouw. Eén van de kernonderdelen van de Wsn is de partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht voor wat betreft de gevolgen van de stikstofdepositie door activiteiten van de bouwsector. Benieuwd wanneer deze vrijstelling van toepassing? Of meer weten over de andere kernonderdelen van de Wsn? Lees dan verder.
De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 heeft grote gevolgen gehad voor de bouwsector (blog: Raad van State maakt korte metten met het PAS). In die uitspraak heeft de Afdeling het programma aanpak stikstof (PAS) dat gebruikt werd als basis voor vergunningverlening vernietigd. Als gevolg van deze uitspraak moet bij elk afzonderlijk bouwproject worden beoordeeld of een vergunning nodig is op grond van de Wet natuurbescherming.
Met de Wsn wordt daarom een partiële vrijstelling in de Wet natuurbescherming opgenomen. Deze partiële vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht geldt voor de tijdelijke stikstofemissies van activiteiten van de bouwsector. Van belang is op te merken dat de partiële vrijstelling om twee redenen partieel is:
De Wsn waarborgt dat resultaatsverplichtende omgevingswaarden voor het verminderen van de stikstofdepositie op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden worden vastgesteld. De resultaatsverplichtende omgevingswaarde houdt in dat in 2030 de depositie van stikstof op ten minste 50% van het areaal van de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde is gebracht. De kritische depositiewaarde geeft de grens aan waarboven het risico bestaat dat de kwaliteit van een habitat significant wordt aangetast en vormt een belangrijke wetenschappelijke indicator voor de staat van de natuur. De omgevingswaarde is daarom geformuleerd op basis van de kritische depositiewaarde en daaraan gekoppelde bronmaatregelen zodat de omgevingswaarde aansluit bij de doelstellingen die gelden op grond van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
In de wet zijn de volgende omgevingswaarden opgenomen:
Overigens zijn de omgevingswaarden gericht op depositie van stikstof en niet op emissie van stikstof. Vermindering van de emissie biedt volgens de wetgever onvoldoende grip op de locaties waar die emissie daadwerkelijk schadelijk is voor de natuur en is daarmee minder effectief en proportioneel in het licht van de te bereiken doelstellingen.
Een ander maar wezenlijk onderdeel van de wet is de verplichting dat onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een programma wordt opgesteld met maatregelen. Het betreft het opnemen van bron- en natuurmaatregelen om te voldoen aan de omgevingswaarde en om de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden te verwezenlijken.
Overigens is dit programma niet vergelijkbaar met het PAS zoals dat in het verleden werd toegepast ten behoeve van toestemmingsverlening voor activiteiten met stikstofdepositie tot gevolg. Het programma stikstofreductie en natuurverbetering heeft immers in brede zin tot doel om instandhoudingsdoelstellingen voor de habitats in de Natura 2000-gebieden te realiseren door middel van behoud, verbetering of uitbreiding daarvan.
In het programma worden inspanningsverplichtende tussendoelen opgenomen. De wetgever acht het noodzakelijk om tussendoelen op te nemen om grip en sturing te hebben op het daadwerkelijk realiseren van de omgevingswaarde en de in het programma opgenomen natuurmaatregelen. De inspanningsverplichtende tussendoelen zijn een hulpmiddel om in 2030 te voldoen aan de resultaatsverplichtende omgevingswaarde en om doelen te bereiken die met de natuurmaatregelen uit het programma worden beoogd.
Een van de onderdelen heeft betrekking op de periodieke monitoring en bijsturing van de maatregelen en het programma. Het is aan de Minister van LNV om de voortgang en de gevolgen van het programma te monitoren en zo nodig de omgevingswaarde of het programma aan te passen.
Het laatste onderdeel heeft betrekking op de legalisering van PAS-meldingen. Immers, als gevolg van de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019 zijn activiteiten waarvoor eerst een vrijstelling gold alsnog vergunningplichtig geworden terwijl degenen die de activiteiten uitvoeren destijds te goeder trouw gebruik hebben gemaakt van deze vrijstelling. Daarom voorziet de Wsn in een regeling voor de legalisering van deze projecten. Daaruit volgt dat de Minister van LNV zorg moet dragen voor het legaliseren van de projecten met geringe stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden waarvoor ten tijde van het PAS geen natuurvergunning nodig was. Om dit te realiseren wordt een legalisatieprogramma vastgesteld met bronmaatregelen waarmee de gevolgen van de stikstofdepositie van de betrokken activiteiten worden gemitigeerd of gecompenseerd.
De Wsn wijzigt de Wet natuurbescherming en later de Omgevingswet. Naar verwachting treedt de Omgevingswet op 1 juli 2022 in werking. De Wet natuurbescherming gaat dan op in de Omgevingswet. Daarmee wordt de Omgevingswet het omvattende kader voor het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit.
Voor vragen over de Wsn kunt u contact opnemen met Anke van de Laar of een van onze andere specialisten van het Team Overheid. Zij staan u graag te woord.
Auteur: Lizzy Augustinus
Advocaat & Partner