Advocaat & Partner
Schadevergoeding wegens onrechtmatige gegevensverwerking
01 oktober 2020Sinds het van toepassing worden van de AVG is er meer aandacht voor (de uitoefening van) rechten van betrokkenen. Dat is op zichzelf een goede zaak, maar omdat ten aanzien van de AVG geen uitzondering is gemaakt op artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin de dwangsom bij niet tijdig beslissen is geregeld, zijn er zeker voor gemeenten ook schaduwkanten.
Regelmatig wenden vermeende Wob-misbruikers zich met verzoeken om inzage tot gemeenten. Gemeenten verwerken de persoonsgegevens van deze betrokkenen omdat deze betrokkenen hun gegevens eigener beweging aan gemeenten hebben toegezonden in het kader van Wob-verzoeken, want ze zijn geen inwoner van deze gemeenten. Vervolgens wordt door deze betrokkenen geprocedeerd tegen het besluit op hun inzageverzoek en daarbij worden ingeval van niet tijdig beslissen aanspraak gemaakt op verbeurde dwangsommen en wordt schadevergoeding wegens onrechtmatige verwerking gevorderd. De volgende stap is dat de betrokkene een verwijderverzoek indient zodat een nieuwe rechtsingang wordt gevonden en het ‘kunstje’ kan worden herhaald. Toen de rechtbank Overijssel op 28 mei 2019 (ECLI:NL:RBOVE:2019:1827) oordeelde dat de gemeente Deventer een schadevergoeding van € 500,- moest betalen wegens schending van de privacy van een betrokkene (onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens op het VNG-forum), leek het hek van de dam. In dit blog leest u hoe het verder ging.
ECLI:NL:RBMNE:2019:5430
Op 15 november 2019, ECLI:NL:RBMNE:2019:5430, oordeelde de rechtbank Midden-Nederland dat verwerking van persoonsgegevens van betrokkene op het VNG-forum geen onrechtmatige verwerking is omdat die verwerking noodzakelijk kan worden geacht in verband met de uitvoering van de publieke taak. Ook in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:900) oordeelde de Afdeling dat het plaatsen van persoonsgegevens van betrokkene op het VNG-forum geen strijd met de AVG oplevert. Op deze uitspraak wordt later in dit blog nader ingegaan.
Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige verwerking overwoog de rechtbank Midden-Nederland dat nu geen sprake was van een onrechtmatige verwerking, afwijzen van het verzoek in rede ligt. Toch komt de rechtbank niet tot afwijzing omdat het verwerken van persoonsgegevens is aan te merken als feitelijk handelen en de beslissing op een verzoek om schadevergoeding wegens onrechtmatige verwerking geen besluit is. Een dergelijk besluit dient volgens de rechtbank bij de civiele rechter te worden aangevochten. Het is dan ook niet mogelijk om tegen de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding bezwaar te maken. Het bezwaar wordt alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Schadevergoeding op grond van artikel 8:88 Awb
Op grond van artikel 8:88, eerste lid, van de Awb kan de bestuursrechter in een verzoekschriftprocedure een bestuursorgaan veroordelen tot vergoeding van de schade die een belanghebbende lijdt of nog zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit of een onrechtmatige voorbereidingshandeling ten aanzien van een dergelijk besluit. De belanghebbende kan kiezen of hij zich wendt tot de civiele rechter of tot de bestuursrechter. Daarbij geldt dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over verzoeken om schadevergoeding tot ten hoogste € 25.000,-. Als sprake is van schade als gevolg van feitelijk handelen, stond zoals de rechtbank Midden-Nederland oordeelde alleen de weg naar de civiele rechter open. In een viertal uitspraken van 1 april 2020 acht de Afdeling zichzelf echter ook bevoegd als sprake is van schade als gevolg van onrechtmatige gegevensverwerking (feitelijk handelen). Het betreft de volgende uitspraken: ECLI:NL:RVS:2020:898, ECLI:NL:RVS:2020:899 (naar aanleiding van het hoger beroep tegen de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Overijssel van 28 mei 2019), ECLI:NL:RVS:2020:900 en ECLI:NL:RVS:2020:901. Hierna wordt toegelicht hoe de Afdeling tot die conclusie komt.
Schadevergoeding op grond van artikel 82 AVG
Op grond van artikel 82 van de AVG heeft een ieder die schade lijdt als gevolg van een inbreuk op de AVG recht om van de verwerkingsverantwoordelijke of de verwerker schadevergoeding te ontvangen. De Afdeling overweegt in de uitspraken dat de AVG rechtstreeks van toepassing is in elke lidstaat, maar niet bepaalt welke rechter in die lidstaat bevoegd is. Dat is aan de lidstaten.
De Afdeling overweegt vervolgens dat de bestuursrechter op grond van artikel 8:88 van de Awb in samenhang met artikel 34 van de Uitvoeringswet AVG (UAVG) ook bevoegd is om te oordelen over verzoeken om schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige AVG-besluiten. Een besluit van een bestuursorgaan op een inzage- of verwijderverzoek moet al bij de bestuursrechter worden aangevochten. In het belang van concentratie van rechtsbescherming leidt de Afdeling uit de totstandkomingsgeschiedenis van de (U)AVG af dat de bestuursrechter ook moet kunnen oordelen over verzoeken om schade die met dergelijke besluiten in verband staan. Dit sluit volgens de Afdeling aan bij het doeltreffendheidsbeginsel en het gelijkwaardigheidsbeginsel.
De Afdeling overweegt dat artikel 8:88 van de Awb zo moet worden uitgelegd dat er voor de bevoegdheid van de bestuursrechter in dit soort zaken minder strikt wordt vastgehouden aan de eis dat sprake moet zijn van een onrechtmatig besluit. Er moet wel een verband zijn met een besluit als bedoeld in artikel 34 van de UAVG (zoals een besluit op een inzage- of verwijderverzoek) maar dit besluit hoeft niet onrechtmatig te zijn en hoeft ook geen oordeel over de rechtmatigheid van de verwerking te bevatten. Wel geldt de eis dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over verzoeken tot vergoeding van schade tot € 25.000,-.
Feitelijk handelen toch bij de bestuursrechter
Het voorgaande betekent dat een betrokkene toch tegen een besluit op zijn verzoek om schadevergoeding wegens (onrechtmatige) verwerking van persoonsgegevens bij de bestuursrechter terecht kan. Het is nog steeds niet mogelijk om bezwaar te maken tegen een besluit op het verzoek om schadevergoeding omdat in dat geval de verzoekprocedure moet worden gevolgd. De betrokkene kan er echter ook voor kiezen om zich tot de civiele rechter te wenden.
Beoordeling verzoek om (immateriële) schadevergoeding
In de uitspraken van 1 april 2020 stelt de Afdeling voorop dat een betrokkene op grond van artikel 82 AVG recht heeft op volledige (immateriële) schadevergoeding als gevolg van de inbreuken op de AVG. Ook uit het gestelde in overweging 146 bij de AVG leidt de Afdeling af dat het begrip schade ruim moet worden uitgelegd. De AVG schrijft niet voor hoe die schadevergoeding moet worden berekend. Dat is aan de lidstaten mits het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel in acht worden genomen. Voor de beoordeling van een verzoek om vergoeding van immateriële schadevergoeding zoekt de Afdeling volgens vaste jurisprudentie aansluiting bij het civiel schadevergoedingsrecht. Ook in de uitspraken van 1 april 2020 toets de Afdeling de verzoeken aan artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer kan worden aangemerkt als een ‘aantasting in de persoon’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b die aanspraak geeft op vergoeding van immateriële schadevergoeding.
Om aan te kunnen nemen dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zal de verzoeker deze aantasting met concrete gegevens moeten onderbouwen. De enkele schending van de AVG impliceert niet zonder meer dat sprake is van aantasting van een persoon. Een onderbouwing met concrete gegevens kan slechts achterwege blijven als de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
In drie van de vier uitspraken acht de Afdeling geen sprake van een aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW. Die verzoeken om vergoeding van immateriële schade worden afgewezen. Dit betekent dat de gemeente Deventer toch geen schadevergoeding hoeft te betalen. In één van de vier uitspraken wordt een immateriële schadevergoeding van € 500,- toegewezen. Het ging daarbij om toezenden van medische gegevens aan het tuchtcollege.
Conclusie
Als gevolg van de uitspraken van 1 april 2020 kunnen belanghebbenden zich vaker tot de bestuursrechter wenden voor het verkrijgen van schadevergoeding als gevolg van onrechtmatige gegevensverwerking. Dat lijkt slecht nieuws in de strijd van veel gemeenten tegen het in de inleiding bedoelde gebruik van de AVG. Toch betekent het feit dat belanghebbenden zich vaker tot de bestuursrechter kunnen wenden voor het verkrijgen van schadevergoeding niet direct dat de verwachting gerechtvaardigd is dat er ook vaker immateriële schadevergoeding zal worden toegewezen. De Afdeling sluit voor wat betreft de toetsingsmaatstaf immers aan bij het civiele recht en legt daarmee de lat voor het verkrijgen van immateriële schadevergoeding hoog. Alleen als door de belanghebbende aannemelijk gemaakt kan worden dat hij in zijn eer en goed naam of anderszins in zijn persoon is aangetast en de geleden schade concreet wordt onderbouwd, kan een verzoek om schadevergoeding voor toewijzing in aanmerking komen. Een schending van de AVG brengt dan ook niet per definitie een recht op schadevergoeding mee. Daarmee lijkt het toch een stuk minder aantrekkelijk geworden om verzoeken om schadevergoeding in te dienen wegens onrechtmatige gegevensverwerking. De tijd zal leren of dat ook daadwerkelijk het geval is.
Contact
Voor vragen kunt u contact opnemen met Anke van de Laar of een van onze andere specialisten van het Team Overheid. Zij staan u graag te woord.