Over Dewi

Dewi is sinds 2020 advocaat bij La Gro. Zij is gespecialiseerd in het aanbestedingsrecht en bouwrecht. Dewi procedeert en adviseert veelvuldig over de meest uiteenlopende aanbestedingsrechtelijke en bouwrechtelijke kwesties. Verder begeleidt zij aanbestedende diensten bij het opzetten van (complexe) aanbestedingsprocedures. Daarbij werkt zij graag in nauw teamverband samen met de opdrachtgever.

Dewi is een gedreven advocaat en werkt nauwkeurig. Dit doet zij met een lach en ruimte voor humor. Cliënten waarderen Dewi om haar enthousiasme, ”niet lullen maar poetsen”-mentaliteit en belangstelling.

Specialisaties

  • Aanbestedingsrecht
  • Civiel bouwrecht

Achtergrond en nevenactiviteiten 

  • 2019, Universiteit Utrecht, Master Privaatrecht (afstudeerrichting Aansprakelijkheidsrecht)
  • Lid van de Jonge Balie bij de Hoge Raad der Nederlanden
  • Lid van Nederlandse Vereniging voor Aanbestedingsrecht
  • Lid van De Vereniging van Jonge Onroerend goed juristen

Recente dossiers

  • Opzet en begeleiding inkoop- en aanbestedingstrajecten salarisadministratie, transformatie kantoorpand en inhuur van personeel
  • Adviseren Computacenter m.b.t. verschillende aanbestedingsrechtelijke kwesties 
  • Succesvolle procedure bij de Raad van Arbitrage van de Bouw over een gestelde gebrekkige ondervloer 
  • Opstellen aannemingsovereenkomst woningcorporatie
  • Succesvol kort geding CE-markering 
  • Opstellen inkoop- en aanbestedingsbeleid voor woningcorporaties, zorginstelling en SW-bedrijf

Publicaties 

  • Annotatie bij Vzr. Rb. Amsterdam 15 mei 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2903, JAAN 2020/122. 
  • Noot bij Hoge Raad 12 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:17, JIN 2024-2 nr. 29 (Aannemer aansprakelijk voor schade ondanks zorgvuldige voorbereidingen). 
Contactgegevens
Mr. D. (Dewi) Britsemmer

Advocaat

Aanbestedingsrecht | Bouwrecht

Bel Dewi Britsemmer

Artikelen van Dewi Britsemmer

Dewi Britsemmer 2
Dewi Britsemmer
Advocaat
Nieuwe versie UAV-GC – Wat verandert er?
De Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen (UAV-GC) zijn dé set van algemene voorwaarden die in Nederland voor de geïntegreerde bouworganisatievorm wordt gebruikt. Ontwerp, uitvoering en onderhoud kunnen hiermee in één opdracht worden gegund. Het CROW heeft een nieuwe versie aangekondigd: de UAV-GC 2025. Herziening is noodzakelijk gebleken vanwege diverse ontwikkelingen in de bouwsector, die onder andere een evenwichtigere risicoverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en meer oog voor innovatie noodzakelijk maken. Voor contracten waarop de UAV-GC 2005 van toepassing is, verandert er niets. De belangrijkste aanpassingen in de UAV-GC 2025 zijn de verplichting van partijen tot proactief gedrag en interactie, betere informatievoorzieningen van de opdrachtgever, de waarschuwingsplicht van de opdrachtnemer, aangepaste aansprakelijkheid vóór en na oplevering, verduidelijking van de totstandkoming van de overeenkomst, regels voor wijzigingen en uitvindingen en aangepaste procedures voor geschiloplossing, waarbij de voorzieningen rondom de ‘life-cycle’-bandering zijn komen te vervallen. De UAV-GC 2025 is vanaf 14 januari 2025 beschikbaar. Het is belangrijk om als opdrachtgever of opdrachtnemer op de hoogte te zijn van de wijzigingen en de impact daarvan op toekomstige projecten. Blijf ons volgen voor een nadere toelichting op de belangrijkste wijzigingen en aandachtspunten van de nieuwe voorwaarden. Hebt u hierover een vraag? Neem dan contact op met Dewi Britsemmer of één van onze andere bouwrecht-specialisten. 
Niek Hoogwout 1
Niek Hoogwout
Advocaat
De Hoge Raad wijst een tweede Didam-arrest
Hoge Raad: overeenkomsten in strijd met Didam zijn niet nietig noch vernietigbaar Op 15 november 2024 heeft de Hoge Raad een langverwacht arrest gewezen: Didam II. Na een baanbrekende conclusie van AG Snijders van 24 mei 2024, waarin AG Snijders een lans brak om de (beleids-)mogelijkheden zoals geformuleerd in het Didam I arrest (26 november 2021) te verruimen en gelijktijdig de invulling van het gelijkheidsbeginsel op grond van artikel 3:14 BW te beperken, werd gehoopt op een arrest waarin de Hoge Raad nader invulling zou geven aan de sanctie ten aanzien van overeenkomsten die strijdig zijn met Didam enerzijds, en het operationeel kader van de uitzonderingsgrond op Didam I in samenhang met het gelijkheidsbeginsel anderzijds. De Hoge Raad aan zet Allereerst verduidelijkt de Hoge Raad de temporele werking van de Didam-regels. In Didam II oordeelt de Hoge Raad dat de Didam-regels al golden vóór de uitspraak van 2021 en dus terugwerkende kracht hebben, omdat deze gebaseerd zijn op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dientengevolge moet privaatrechtelijk handelen van een overheidslichaam ook vóór november 2021 getoetst worden aan het juridisch kader van het Didam-arrest. Betreffende de toepasselijkheid van artikel 3:40 BW acht de Hoge Raad, in tegenstelling tot het Hof, vernietiging op grond van art. 3:40 BW niet mogelijk omdat de Didam-regels zich niet strekken tot nietigheid of vernietigbaarheid van rechtshandelingen, maar zich richten op het waarborgen van gelijke kansen. In het Didam II-arrest oordeelt de Hoge Raad dat overeenkomsten die in strijd zijn met de Didam-regels niet automatisch nietig of vernietigbaar zijn. Het handelen van een overheidslichaam kan wel een onrechtmatige daad en schadeplichtigheid opleveren. De Hoge Raad benadrukt dat schadevergoeding en andere remedies afhankelijk blijven van de specifieke omstandigheden van het geval. Tot slot oordeelt de Hoge Raad dat zelfs als slechts één gegadigde voldoet aan de criteria, overheidslichamen openbaar en transparant moeten handelen om mogelijke belanghebbenden een kans te geven. Er is beleidsruimte om criteria te stellen, die opgenomen kunnen worden in een beleidsregeling. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwijst het geding naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling en beslissing. Conclusie en hoe nu verder? De Hoge Raad is in het Didam II-arrest niet ingegaan op de analyse van AG Snijders over gelijke en ongelijke gevallen, of er objectieve rechtvaardigingen zijn voor een verschil in behandeling en de al dan niet daaruit volgende verplichting om (actief) mededingingsruimte te bieden en transparantie te betrachten. Dat is geen verrassing. De cassatieklachten waren namelijk specifiek gericht op de (on)geldigheid van met Didam strijdige overeenkomsten en dat schending van de Didam-regels kan leiden tot een verplichting tot het betalen van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. In het nu gewezen arrest heeft de Hoge Raad zich beperkt tot het juridische kader bij niet-naleving van de Didam-regels. Dat is een gemiste kans. Dit arrest leende zich uitstekend voor het nader uitleggen van de grondslag voor privaatrechtelijk handelen van een overheidslichaam. Dat is namelijk de kern van de Didam-discussie: wanneer en in hoeverre moet een overheidslichaam het gelijkheidsbeginsel in acht te nemen bij het bieden van mededingingsruimte? Of, waar de conclusie van AG Snijders naar neigt, gelden de Didam-regels en het gelijkheidsbeginsel niet als een overheidslichaam een redelijke en objectieve rechtvaardiging heeft om – bijvoorbeeld op grond van haar beleid – één gegadigde te selecteren? De Hoge Raad geeft wat dat laatste betreft aan dat een overheidslichaam ruimte toekomt om ontwikkelingsplannen en ruimtelijke plannen vast te stellen. Ook oordeelt de Hoge Raad (opnieuw) dat een overheidslichaam bij een voornemen tot verkoop van een onroerende zaak door datzelfde overheidslichaam gebonden is aan de Didam-regels. Daaruit lijkt te volgen dat een overheidslichaam bij privaatrechtelijk handelen hoe dan ook de Didam-regels in acht moet nemen, ook als er een objectieve rechtvaardiging bestaat in het verschil van behandeling. Dat zou betekenen dat een overheidslichaam zowel bij gelijke als ongelijke gevallen mededingingsruimte en transparantie moet bieden, tenzij er sprake is van de uitzonderingsgrond op de Didam-regels. In dat laatste geval dient een overheidslichaam – conform Didam I – slechts mededingingsruimte en transparantie te bieden bij de publicatie van de beoogde verkoop. AG Snijders heeft de Hoge Raad opgeroepen om duidelijkheid te geven over de toepassing van (de uitzondering op) de Didam-regels en om de reikwijdte van Didam I te beperken. De Hoge Raad heeft nu alleen maar duidelijkheid gegeven over de sanctie bij niet-naleving van de Didam-regels (te weten: de onrechtmatige daad), maar laat de daadwerkelijke grondslag voor het bestaan van Didam-regels – helaas – onderbelicht. De beurt is nu aan het Gerechtshof Den Haag. We houden u op de hoogte van het verdere verloop.   Heeft u vragen over dit Didam II-arrest, neem dan vrijblijvend contact met Niek Hoogwout of een van onze andere aanbestedingsrecht specialisten.
Dewi Britsemmer 2
Dewi Britsemmer
Advocaat
Aanbesteders opgelet! Aandachtspunten voor het jaar 2024
Het nieuwe jaar is inmiddels alweer in volle gang. Des te belangrijker is het dat aanbestedende diensten zich bewust zijn van de inkoop- en aanbestedingsrechtelijke aspecten en ontwikkelingen voor 2024. In deze blog geven wij een overzicht van deze aspecten en ontwikkelingen. Van belang is dat aanbestedende diensten interne (beleids)documenten, zoals bijvoorbeeld het inkoop- en aanbestedingsbeleid, herzien en actualiseren zodat (óók) in 2024 wordt gehandeld in overeenstemming met de wet- en regelgeving op dit gebied. Gewijzigde drempelbedragen Eén keer in de twee jaar worden de Europese drempelbedragen gewijzigd. Met ingang van 1 januari 2024 gelden voor de periode 2024-2025 de drempelbedragen zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De meeste bedragen zijn omhoog gegaan. De nieuwe drempelbedragen gelden voor opdrachten die vanaf 1 januari 2024 worden aangekondigd. Voor opdrachten die vóór 1 januari 2024 zijn aangekondigd, geldt dat de drempelbedragen die golden voor de periode 2022-2023 moeten worden toegepast. Wetsvoorstel voor verbeteren rechtsbescherming bij aanbesteden Het wetsvoorstel voor het verbeteren van de rechtsbescherming bij aanbesteden is op 18 juli 2023 ter consultatie gepubliceerd. Aanbestedende diensten, ondernemers en andere belanghebbenden hadden tot 28 september 2028 om op het wetsvoorstel te reageren. Inmiddels is het wachten op het verslag over de resultaten van de consultatie waaruit ook zal volgen hoe de resultaten van de consultatie zijn verwerkt in het wetsvoorstel. De verwachting is dat we in 2024 meer zullen horen over en rondom het wetsvoorstel. In het wetsvoorstel zijn verschillende wijzigingen opgenomen die tot doel hebben om de rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures te verbeteren. De voorgestelde wijzigingen betreffen onder andere: een verplichte klachtenregeling met een onafhankelijk klachtenloket voor aanbestedende diensten; een gewijzigde (en stevigere) rol voor de Commissie van Aanbestedingsexperts; gewijzigde termijnen bij klachtenafhandeling; een onderbreking van de Alcateltermijn indien (tijdig) een klacht wordt ingediend; de uitbreiding van de motiveringsplicht van aanbestedende diensten; een registratie- en rapportageplicht van klachten voor lagere overheden (provincies en gemeenten) Het Didam-arrest Hoewel zuivere gronduitgifte door de overheid tot op heden buiten het bereik van het aanbestedingsrecht valt, is het toch van belang om nog even kort stil te staan bij de ontwikkelingen op het gebied van het Didam-arrest. In zijn uitspraak van 22 maart 2023 oordeelde de voorzieningenrechter van rechtbank Midden-Nederland dat een overeenkomst die in strijd met de regels uit het Didam-arrest tot stand is gekomen nietig is. Tot een ander oordeel kwam het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn uitspraak van 4 april 2023: een overeenkomst die in strijd met de regels uit het Didam-arrest tot stand is gekomen, is vernietigbaar.  Het voorgaande heeft geleid tot veel onduidelijkheid en vragen. De prejudiciële vragen die de rechtbank Midden-Nederland in haar uitspraak van 24 mei 2023 aan de Hoge Raad voorlegden, waren dan ook meer dan welkom. Uit een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 15 december 2023 blijkt echter dat deze vragen niet aan de Hoge Raad zullen worden gesteld. De procedure is namelijk ingetrokken. Dat betekent dat de onduidelijkheid omtrent de rechts(on)geldigheid van overeenkomsten die in strijd met de regels uit het Didam-arrest tot stand zijn gekomen voorlopig nog niet zal worden opgehelderd. Het is nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad in het cassatieberoep tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (dit betreft de bodemprocedure in de oorspronkelijke Didam-zaak). Aanbestedingsplicht woningcorporaties Het is al enige tijd stil rondom het standpunt van de Europese Commissie dat Nederlandse woningcorporaties op grond van Richtlijn 2014/24/EU moeten worden aangemerkt als aanbestedende dienst en aldus moeten voldoen aan de Europese aanbestedingsregels.  De laatste ontwikkeling op dit punt dateert alweer van 9 juni 2021, de datum waarop de Europese Commissie een ‘’met redenen omkleed advies’’ (een formeel verzoek en laatste sommatie om aan de Europese aanbestedingsregels te voldoen) aan Nederland heeft verzonden. Inmiddels staat het de Europese Commissie vrij om de zaak voor te leggen aan het Hof van Justitie voor de Europese Unie. Dat is echter nog niet gebeurd. Het is belangrijk dat woningcorporaties de ontwikkelingen en het verdere verloop van de discussie in de gaten (blijven) houden. Niet kan worden uitgesloten dat de Europese Commissie de zaak op termijn aan het Hof van Justitie voor de Europese Unie voorlegt. Gelet daarop is ook het advies aan woningcorporaties om in overeenkomsten een voorziening in te bouwen voor het geval dat woningcorporaties gedurende de looptijd van de overeenkomst aanbestedingsplichtig worden. Hoe nu verder? De besproken wijziging ten aanzien van de drempelbedragen en de ontwikkelingen op het gebied van de rechtsbescherming van ondernemers bij aanbestedingen, het Didam-arrest en de aanbestedingsplicht van woningcorporaties maken het noodzakelijk dat interne (beleid)documenten, procedures en handelswijzen worden geëvalueerd en geactualiseerd. Wij denken graag met u mee.
Dewi Britsemmer 2
Dewi Britsemmer
Advocaat
Aannemer aansprakelijk voor schade ondanks zorgvuldige voorbereiding en uitvoering
Op 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad een opvallend arrest gewezen over de aansprakelijkheid van een aannemer voor schade ontstaan aan het naastgelegen gebouw als gevolg van bouwwerkzaamheden. De Hoge Raad oordeelde dat de aannemer in dit geval aansprakelijk is voor de ontstane schade, ondanks dat de aannemer bij de voorbereiding en uitvoering van de bouwwerkzaamheden voldoende maatregelen had getroffen ter voorkoming van schade en zorgvuldig had gehandeld. Wat speelde er? Tijdens het plaatsen van een afzinkkelder door aannemer Multi scheurt een deel van de kelderwand als gevolg van het raken van een obstakel in de bodem. Multi verwijdert het obstakel gedeeltelijk en doet twee groutinjecties in de grond ter stabilisatie, waarna zij het afzinkproces hervat. Desondanks scheurt en verzakt het naastgelegen gebouw. De eigenaren van dit gebouw en de bewoners van de bovenwoning stellen Multi aansprakelijk voor de geleden schade omdat Multi onrechtmatig jegens hen zou hebben gehandeld (ECLI:NL:HR:2024:17).  Wanneer is sprake van onrechtmatigheid? Wil sprake zijn van een schadevergoedingsplicht, dan moet sprake zijn van: onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaal verband en relativiteit. De discussie in deze zaak gaat over de voorwaarde ‘onrechtmatigheid’. Op grond van artikel 6:162 lid 2 Burgerlijk Wetboek kan een gedraging onrechtmatig zijn, indien zij (a) een inbreuk op een recht vormt, (b) in strijd is met een wettelijke plicht of (c) in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (de maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm). Hoe komt de Hoge Raad tot zijn oordeel? Volgens de Hoge Raad is geen sprake van een inbreuk op een recht op grond van de enkele omstandigheid dat een gedraging een voorzienbare schade tot gevolg heeft. Als voorbeeld: wie per ongeluk de muur van een ander beschadigt, maakt nog geen inbreuk op het eigendomsrecht met betrekking tot die muur. Een dergelijke gedraging is volgens de Hoge Raad in het algemeen alleen onrechtmatig als zij in strijd was met een norm van geschreven of ongeschreven recht die ertoe strekt letsel of zaaksbeschadiging te voorkomen. Als voorbeeld: de zaaksbeschadiging aan de muur kan worden aangemerkt als maatschappelijk onzorgvuldig indien degene die de muur heeft beschadigd om bepaalde redenen beter had moeten uitkijken.   Ondanks dat Multi voldoende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van schade en de werkzaamheden zorgvuldig heeft uitgevoerd, oordeelt de Hoge Raad dat Multi aansprakelijk is voor de ontstane schade. Hierbij is volgens de Hoge Raad van belang dat: de werkzaamheden in het belang van (de opdrachtgever van) Multi werden uitgevoerd en voor de buurman geen voordeel opleverden; de schade van de buurman niet zonder meer behoort tot hetgeen door een derde in het maatschappelijk verkeer moet worden geduld bij bouwwerkzaamheden van een ander; het op de weg van Multi lag op zich tegen aansprakelijkheid voor het toebrengen van schade aan derden te verzekeren. Conclusie en hoe nu verder? Het arrest maakt duidelijk dat een aannemer aansprakelijk kan zijn voor schade die tijdens de uitvoering van de werkzaamheden ontstaat, óók wanneer hij zorgvuldig heeft gehandeld in het kader van de voorbereidingen en de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. Deze uitkomst voelt wellicht rechtvaardig – de buren zouden anders immers met de schade blijven zitten – maar is juridisch gezien discutabel. In dit geval lijkt immers geen sprake te zijn van een schending van een maatschappelijke zorgvuldigheidsnorm, maar wordt desondanks toch aangenomen dat Multi onrechtmatig jegens de buren heeft gehandeld. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden die de zaak verder zal behandelen en daarover zal beslissen.  Heeft u vragen over dit artikel? Neem dan contact op met Dewi Britsemmer of een van onze andere advocaten bouwrecht.  
Dewi Britsemmer 2
Dewi Britsemmer
Advocaat
De jaarrekening en accountantscontrole in het aanbestedingsrecht. Een nieuwe ontwikkeling en aandachtspunten
Elk jaar dienen aanbestedende diensten hun uitgaven te verantwoorden. Per 1 januari 2023 zijn decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) verplicht om zelf een rechtmatigheidsverantwoording op te nemen in hun jaarrekening. De accountant controleert die jaarrekening en de bijbehorende rechtmatigheidsverantwoording vervolgens op getrouwheid. Daaronder vallen ook aanbestedingen. Wat houdt deze ontwikkeling precies in? En met welke aandachtspunten dienen aanbestedende diensten nog meer rekening te houden? De rechtsmatigheidsverantwoording (decentrale overheden) Op 1 januari 2023 is de Wet versterking decentrale rekenkamers (Wvdr) in werking getreden. Als gevolg daarvan zijn het college van burgemeester en wethouders bij een gemeente, het college van gedeputeerde staten bij een Provincie en het dagelijks bestuur van een waterschap voortaan verplicht om in de jaarrekening zelf verantwoording af te leggen over de naleving van de regels die relevant zijn voor het financiële reilen en zeilen van de organisatie, waaronder ook de naleving van de voorwaarden van subsidies en Europese aanbestedingen. Deze verplichting brengt concreet met zich mee dat decentrale overheden voortaan zelf een oordeel over de financiële rechtmatigheid van uitgaven moeten vellen en de uitkomsten van de interne controle ook moeten vastleggen en daarover moeten rapporteren. De accountant controleert de jaarrekening en bijbehorende rechtmatigheidsverantwoording in de nieuwe situatie alleen nog op getrouwheid. De accountant kijkt dus nog wel of de rechtmatigheidsverantwoording ‘juist’ is. De verplichting met betrekking tot de rechtmatigheidsverantwoording is voor gemeenten en provincies in werking getreden op 1 januari 2023 en geldt vanaf verslagjaar 2023. Voor de waterschappen treedt de wijziging van de rechtmatigheidsverantwoording op 1 januari 2025 in werking, vanaf het verslagjaar 2025. De controleverklaring rechtmatigheid door accountants Indien sprake is van een aanbestedende dienst, niet zijnde een decentrale overheid, zal de accountant nog steeds een oordeel vellen over de financiële rechtmatigheid van uitgaven en daarover verslag uitbrengen. Bent u benieuwd naar de wijze waarop de accountantscontrole op de aanbestedingsrechtmatigheid door accountants wordt uitgevoerd? Raadpleeg in dat geval de notitie van de Sectorcommissie Decentrale Overheden (SDO) van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants. In deze notitie wordt ingegaan op het verkrijgen van toereikende en geschikte controle-informatie rond het vaststellen van aanbestedingsrechtmatigheid in het geval van rechtmatigheidscontrole bij jaarrekeningen of andere financiële overzichten. Aandachtspunten bij aanbestedingsrechtmatigheid Om onrechtmatigheden in het aanbestedingsproces te voorkomen, is het van belang dat niet in strijd wordt gehandeld met formele vereisten en dat de inhoudelijke keuzes en ingenomen posities niet in strijd zijn met de Aanbestedingswet 2012. Als het gaat om aanbestedingsrechtmatigheid zijn er verschillende aandachtspunten waar een aanbestedende dienst (ook al in de voorbereidingsfase van een aanbesteding) rekening mee moet houden, zoals bijvoorbeeld: -De raming van de opdrachtwaarde Om te bepalen welke aanbestedingsprocedure moet worden toegepast (nationaal of Europees), moet de waarde van de opdracht worden geraamd. Opdrachten met een geraamde waarde boven de Europese drempelwaarden moeten in beginsel Europees worden aanbesteed. Het moment van het aankondigen van de opdracht of (als er geen aankondiging plaatsvindt) de uitvraag van de offerte is daarbij bepalend. Omdat sprake is van een berekende gok aan de voorkant, kan het voorkomen dat een aanbestedende dienst in haar raming uitkomt op een geraamde opdrachtwaarde die onder de toepasselijke Europese drempelwaarde ligt, maar dat de opdrachtwaarde gedurende de contractfase wijzigt waardoor de opdracht toch Europees ingekocht had moeten worden. Van belang is dat de aanbestedende dienst achteraf niet wordt afgerekend op zaken die zij niet kon voorzien. Als aan de voorkant een zorgvuldige raming is opgesteld op basis waarvan de keuze gemaakt kon worden voor een nationale procedure, blijft deze keuze gedurende de contractfase ook rechtmatig. De rechtmatigheid ‘verschiet’ in dat geval niet van kleur. -Het (onrechtmatig) verlengen van overeenkomsten Wil een aanbestedende dienst een contract verlengen, dan zal deze mogelijkheid wel in de oorspronkelijke overeenkomst moeten zijn opgenomen. Daarnaast moet bij de raming van de oorspronkelijke opdracht rekening zijn gehouden met een mogelijke verlenging. Het (jaarlijks) verlengen van een opdracht zonder aan te besteden en zonder dat dit in de overeenkomst geregeld is, valt onder het splitsingsverbod. Een opdracht mag niet in meerdere opdrachten gesplitst worden met als enkel doel om onder de toepassing van de aanbestedingsrichtlijnen uit te komen. Voor raamovereenkomsten geldt nog dat de looptijd in beginsel niet langer mag zijn dan vier jaar, tenzij sprake is van een uitzonderingssituatie die naar behoren is gemotiveerd (artikel 2.140 Aanbestedingswet 2012). Ook geldt dat als de maximale geraamde waarde van een raamovereenkomst is bereikt, de raamovereenkomst geen effect meer sorteert en opnieuw zal moeten worden aanbesteed. De maximale waarde van de raamovereenkomst mag alleen worden aangepast tijdens de uitvoering van de opdracht, als er geen sprake is van een wezenlijke wijziging en mits de opdrachtnemer hiervoor akkoord geeft. Dit volgt uit een arrest van het Hof van Justitie van 17 juni 2021. -Het wijzigen van de opdracht gedurende de contractfase Als een overheidsopdracht gedurende de aanbestedingsprocedure of de looptijd van de overeenkomst wezenlijk wijzigt, dan moet de opdracht opnieuw in de markt worden gezet met inachtneming van de aanbestedingsregels. In de Aanbestedingswet 2012 is in de artikelen 2.163 a tot en met g geregeld hoe wijzigingen van een lopende overeenkomst beoordeeld moeten worden. Contact Bestaan er discussies of vragen over de rechtmatigheidsverantwoording en/of de controle van de jaarrekening, neem dan contact op met Dewi Britsemmer of Niek Hoogwout.    
La Gro – Pieter van den Oord
Pieter van den Oord
Advocaat
Didam-arrest overzichtspagina
Op 26 november 2021 heeft de Hoge Raad in het Didam-arrest een belangrijke uitspraak gedaan over de uitgifte van percelen grond door overheidslichamen. Het is een arrest met verstrekkende gevolgen; op overheidslichamen komt de (mogelijke) verplichting te rusten om ieder perceel grond aan te bieden aan alle potentiële gegadigden. De impact van deze uitspraak is groot. Wat nu precies de (on)mogelijkheden zijn voor overheidslichamen bij gronduitgifte is nog niet helemaal duidelijk. Concrete uitwerking van het Didam-arrest zal uit jurisprudentie moeten volgen. Om u toch een houvast te bieden, en op de hoogte te houden van de meest recente ontwikkelingen rondom het arrest, hebben wij deze overzichtspagina opgesteld, welke regelmatig zal worden bijgewerkt met het laatste Didam-nieuws. De essentie van het Didam-arrest In het Didam-arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat overheidslichamen, op grond van het gelijkheidsbeginsel, mededingingsruimte moeten bieden aan potentiële gegadigden bij privaatrechtelijke transacties zoals gronduitgifte. Dit betekent dat het overheidslichaam in beginsel een selectieprocedure moet organiseren, waarin aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria een contractspartner wordt verkozen. Hierbij dient een passende mate van openbaarheid gewaarborgd te worden door tijdig verstrekken van informatie over: de beschikbare onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdsschema, de toe te passen selectiecriteria. De Hoge Raad heeft in het arrest ook een uitzondering geformuleerd op de selectieprocedure, de zogenaamde tenzij-clausule. De selectieprocedure is verplicht tenzij aan de hand van objectieve, toetsbare en redelijke criteria kan worden vastgesteld dat sprake is van slechts één gegadigde. Deze vaststelling dient tijdig gemotiveerd te worden in een openbare aankondiging. Webinars Gezien de vele vragen die spelen rondom het Didam-arrest, heeft La Gro drie webinars georganiseerd. Hierin is aandacht besteed aan verschillende kwesties die spelen rondom het arrest, zoals de mogelijke gevolgen voor overeenkomsten die strijdig zijn met het arrest en de uitzonderingen op de verplichte selectieprocedure. Tevens zijn enkele voorbeelden uit de praktijk besproken. Webinar 25 januari 2022: terugkijk link / PowerPoint presentatie.   Webinar 17 maart 2022: terugkijk link / PowerPoint presentatie. Webinar 17 mei 2022: terugkijk link / PowerPoint presentatie. Webinar 12 juli 2022: terugkijk link / PowerPoint presentatie. Webinar 20 oktober 2022: terugkijk link / PowerPoint presentatie. Webinar 6 juni 2022 Webinar 2 mei 2023: terugkijk link / PowerPoint presentatie.  Webinar 9 oktober 2023: terugkijk link / PowerPoint presentatie. Na het eerste webinar hebben wij een uitgebreide Q&A samengesteld, die treft u hier: Q&A naar aanleiding van het eerste webinar Artikelen Naast webinars hebben wij meerdere artikelen geschreven over het Didam-arrest: De gronduitgifte van overheidslichamen aan banden gelegd – Het Didam-arrest Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten geeft eerste oordeel aan de hand van Didam-arrest ‘Didam-doorbraak’: koopovereenkomst uit 2020 mag niet ten uitvoer worden gelegd wegens strijd met gelijkheidsbeginsel Didam-arrest ook van toepassing op bevoegdheden gemeenteraad in het besluitvormingsproces Staatsteun en het Didam-arrest: een ondergeschoven kindje Didam-arrest: omstandigheden van het geval zijn beslissend Zittende huurders de enige serieuze gegadigden in Didam-kwesties? Didam: (n)iets aan de hand? Uitspraken Het Didam-arrest: HR 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778  Hieronder vindt u een overzicht van alle uitspraken die relevant zijn voor de gronduitgifte door overheidslichamen naar aanleiding van het Didam-arrest: Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten 28 januari 2022, ECLI:NL:OGEAM:2022:7 Lees hierover meer in ons artikel Voorzieningenrechter 18 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1017 Lees hierover meer in ons artikel Gerecht in eerste aanleg Rechtbank Gelderland 6 april 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:1618 Lees hierover meer in ons artikel Voorlopige voorziening Rechtbank Gelderland 22 juni 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:3065 Rechtbank Oost-Brabant 8 juli 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:2962 Lees hierover meer in ons artikel Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 26 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6448 Lees hierover meer in ons artikel Rechtbank Noord-Holland 4 augustus 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:7046 Rechtbank Midden-Nederland 22 augustus 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:3350 Hoge Raad 15 november 2024, ECLI:NL:HR:2024:1661 (Didam-II) Informatie vanuit de overheid Factsheet uitgifte van onroerende zaken en het bieden van gelijke kansen van het Ministerie van BZK Beantwoording Kamervragen van Kamerlid Pouw-Verweij door minister Hugo de Jonge (17 januari 2022) Beantwoording Kamervragen van Kamerlid Geurts door minister Hugo de Jonge (17 januari 2022) Afschrift brief aan gemeenten over onroerende zaken en het bieden van gelijke kansen