Advocaat & Partner
Advocaat & Managing partner
Soms wijst de Hoge Raad een arrest wat op het eerste gezicht niet doet vermoeden dat het signalering waard is omdat de klachten niet inhoudelijk worden behandeld op de voet van artikel 81 lid 1 Wet op de rechterlijke organisatie. Dit was ook het geval in het arrest tussen A. en Misty B.V. – Bram Ladage Exploitatie van 12 maart 2021. Als de huurovereenkomst voor de uitoefening van de franchiseformule wegvalt is het einde oefening rayonbescherming, omdat die is gekoppeld aan de uitoefening van de franchiseformule in het gehuurde.
Toch is het arrest van belang omdat uit het arrest blijkt dat lotsverbondenheid tussen een franchise- en een huurovereenkomst niet zo snel wordt aangenomen als partij Misty in dit geval had gewild. Want ondanks dat de rechtbank (in een andere procedure) oordeelde dat een franchiseovereenkomst betreffende dezelfde bedrijfsruimte tot 1 januari 2023 voortduurt; ziet de kantonrechter en daarna het hof en de Hoge Raad dat niet als een beletsel voor de eerdere beëindiging van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik en – daarmee – het wegvallen van de rayonbescherming zoals die voortvloeit uit de franchiseovereenkomst.
Dit is van belang omdat A. en Misty lotsverbondenheid betoogden in die zin dat de rayonbescherming die hen toekomt op grond van de voortdurende franchiseovereenkomst eraan in de weg staat dat Ladage Exploitatie (de verhuurder) in de bedrijfsruimte zelf een snackbar volgens de Bram Ladage franchiseformule gaat exploiteren en daarmee de aannemelijkheid van een dringend eigen gebruik belet. Ter onderbouwing van deze stelling verwijst de huurder naar rechtspraak van de Hoge Raad, waaronder het arrest van 24 januari 1997 (ECLI:NL:HR:1997: ZC2255) Tokkie-Michael.
De huurder beroept zich ter onderbouwing van de aangevoerde “lotsverbondenheid” op het volgende:
Verhuurder Ladage Exploitatie heeft daar evenwel in feitelijke instanties het volgende tegen ingebracht:
Het Hof achtte onder overneming van de argumenten van Ladage de lotsverbondenheid niet aanwezig en bekrachtigt de huurbeëindiging door de kantonrechter. Misty kan geen beroep doen op de franchiseovereenkomst ter bescherming van haar huurrechten.
De A-G vat in zijn conclusie voorafgaande aan het arrest als volgt samen:
“Huur- en franchiseovereenkomst zijn op dezelfde dag tussen toen nog dezelfde partijen gesloten en kennelijk bewust niet gekoppeld, omdat de beëindigingswijzen verschillen en ook anderszins elke vorm van onderlinge koppeling of afstemming in de regelingen ontbreekt. Daarom oordeelt het hof (toegegeven, in enigszins geserreerde bewoordingen) op het hier in cassatie aangevallen punt dat het in de sleutel van de huuropzegging wegens dringend eigen gebruik gedane beroep op Tokkie/Michael met het argument van rayonbescherming uit de franchiseovereenkomst niet opgaat. Als de huurovereenkomst voor de uitoefening van die franchiseformule wegvalt, is het einde oefening rayonbescherming omdat die is gekoppeld aan de uitoefening van die franchiseformule in het gehuurde, aldus het hof in rov. 15. Vanwege deze kennelijk bewust door partijen gescheiden gehouden wegen kan dan in het huurbeëindigingstraject niet via Tokkie/Michael de rayonbescherming uit het franchiseovereenkomsttraject daar een stokje voor steken. De kennelijke gedachte die dan voorzit lijkt mij hier deze: je hebt het zelf als partijen niet gekoppeld geregeld en niet onderling op elkaar afgestemd en dan staat het ook echt los van elkaar. En wat de gevolgen dan zijn voor Misty van beëindiging van de huurovereenkomst in het kader van de franchiseovereenkomst, zo vervolgt het hof nog steeds in rov. 15, dat gaat het bestek van deze procedure te buiten; lees (tussen de regels door): dat lost zich mogelijk op in schadevergoeding in een procedure gebaseerd op de franchiseovereenkomst (in gelijke zin Verdurmen en Boosma in hun annotatie onder het bestreden arrest in TvHB 2019/23, p. 482, rk).”
De les die deze casus leert is de volgende; als partijen belang hebben bij een lotsverbondenheid tussen de huur- en de franchiseovereenkomst van de bedrijfsruimte dan moet je dat contractueel zodanig regelen dat je de beide overeenkomsten koppelt, door bijvoorbeeld de beëindigingswijzen niet te laten verschillen en de verschillende regelingen in de contracten te koppelen en af te stemmen.
Benoem de koppeling in de considerans en neem in de huurovereenkomst op dat deze niet kan worden opgezegd als de franchiseovereenkomst nog doorloopt, of andersom dat de franchiseovereenkomst niet kan eindigen als de huurovereenkomst doorloopt.
Als je niets regelt dan zal lotsverbondenheid veel minder aannemelijk zijn. Als verhuurder tevens franchisegever kan dat te verkiezen zijn.
Bij vragen over huurrecht, neem contact op met Coen Verhaegh of een van de andere advocaten van het Team Huur. Bij vragen over franchiseovereenkomsten kunt u contact opnemen met Pieter van Deurzen.
Advocaat & Partner
Advocaat & Managing partner