Advocaat & Partner
Advocaat
In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 25 februari 2022 is voorlopig geoordeeld dat een flitsbezorgdienst zoals Getir geen detailhandel is als bedoeld in het ter plaatse geldende bestemmingsplan.
In de gemeente Oegstgeest had flitsbezorgdienst Getir het voornemen om een dergelijke dienst te vestigen in de Kempenaerstraat, een klassieke winkelstraat met voornamelijk kleinschalige winkeliers en speciaalzaken. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Oranje Nassau’ kent aan de locatie de bestemming Gemengd-1 toe en op grond van het bestemmingsplan zijn de gronden aangewezen voor detailhandel met uitzondering van supermarkten. In de planregels is detailhandel als volgt gedefinieerd: “het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren, leasen en leveren van goederen aan personen die goederen kopen, leasen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een supermarkt is niet toegestaan tenzij specifiek aangegeven.”
De gemeente stelt zich op het standpunt dat sprake is van een opslagpunt dat vergelijkbaar is met een distributiecentrum. Er worden ter plaatse geen goederen aangeboden voor de verkoop, ter plaatse worden geen goederen geleverd, de goederen kunnen niet worden opgehaald op de locatie, er is geen showroom, er is niet zichtbaar dat goederen worden verkocht en er gelden geen vaste openingstijden. Kortom, er is geen enkele indicatie dat sprake is van een winkel.
De voorzieningenrechter gaat af op de letterlijke tekst van de begripsbepaling van detailhandel in het bestemmingsplan en is van oordeel dat de “uitstalling ten verkoop” een wezenlijk onderdeel is van de definitie van het begrip detailhandel. Dat de producten wel zichtbaar zijn in de app en dat daarom sprake zou zijn van uitstalling zoals de bezorgdienst betoogde, overtuigt de rechter niet. Er was dus geen sprake van detailhandel en het college van B&W was derhalve bevoegd om een preventieve last onder dwangsom op te leggen teneinde te voorkomen dat het pand gebruikt zou worden voor de bezorgdienst.
Het college was niet bereid om het gebruik toe te staan omdat dergelijk gebruik naar zijn mening niet past in een prettige winkelstraat die gekenmerkt wordt door kleinschalige winkels in het luxere en hogere segment. Daarnaast is er sprake van een woonmilieu met een rustig karakter en een dergelijke bezorgdienst past niet in een dergelijke omgeving. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een dergelijke motivering niet kennelijk onhoudbaar is.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot schorsing van de preventieve last onder dwangsom af waardoor het pand niet in gebruik mag worden genomen door de flitsbezorger.
Allereerst is van belang dat sprake is van een voorlopig oordeel. Het kan zijn dat de bodemrechter uiteindelijk anders oordeelt. De uitspraak laat wel zien dat de voorzieningenrechter hecht aan een letterlijke interpretatie van de begripsbepaling detailhandel. Als in bestemmingsplannen een ruimere definitie van detailhandel wordt gehanteerd, of als gemeenten werken met containerbestemmingen met ruime gebruiksmogelijkheden voor hun winkelgebieden, wordt het vermoedelijk lastiger om dergelijke diensten te verbieden.
Neem contact op met Hans Turenhout of Cato Blankenstein.
Advocaat & Partner
Advocaat