Over Arnout

Arnout is gespecialiseerd in het mededingingsrecht en heeft ruime ervaring in alle marktsectoren van het nationale en Europese mededingingsrecht. Arnout geeft in nauwe samenwerking met Pieter van den Oord leiding aan team Mededingingsrecht van La Gro. Zijn advies- en procespraktijk spitst zich toe op staatssteun, kartels, machtsposities en fusiemeldingen bij de Europese Commissie, de Autoriteit Consument & Markt en de Nederlandse Zorgautoriteit. Hij is ook gespecialiseerd in FDI-regelgeving (Foreign Direct Investment).

Arnout heeft daarnaast veel expertise in complexe massa-claim (WAMCA) procedures en civielrechtelijke handhaving zowel binnen als buiten het mededingingsrecht. Deze expertise zal hij binnen La Gro verder uitbouwen.

Specialisaties

  • Mededingingsrecht
  • FDI-regelgeving (Foreign Direct Investment)
  • Massa-claim (WAMCA) procedures

Achtergrond en nevenactiviteiten

  • 2020, Grotius specialisatie opleiding, mededingingsrecht (cum laude)
  • 2011, Universiteit Utrecht, Master European Law (cum laude)
  • lid van de Vereniging voor Mededingingsrecht (“VvM”)
  • lid van de International Association of Young Lawyers (“AIJA”).

Recente dossiers

  • Een FDI-melding (inclusief het eerste verzoek om ontheffing van de meldingsplicht) bij het Bureau Toetsing Investeringen met betrekking tot een onderneming actief op het gebied van dual use goederen.
  • Het adviseren en het begeleiden van een brancheorganisatie bij het aanmelden van duurzaamheidsafspraken bij de Autoriteit Consument & Markt.

Publicaties

  • 2024: ‘Heureka-arrest: meer duidelijkheid over de verjaring van kartelschadevorderingen onder het oude recht’, in: Aflevering 4 2024, Markt & Mededinging
  • 2023: ‘De Sumal-criteria toegepast bij bevoegdheidsvragen’, in: Aflevering 6 2023, Markt & Mededinging
  • 2022: ‘Leidraad Duurzaamheidsafspraken: een stap in de goede richting? In: Aflevering 1-2 2022, Nederlands Tijdschrift voor Europees Recht.
Contactgegevens
Mr. A. A. (Arnout) Koeman

Advocaat | Counsel

Mededinging & EU

Bel Arnout Koeman

Artikelen van Arnout Koeman

LGGA – Lennart Hoeksema
Lennart Hoeksema
Advocaat
WAMCA: Verlenging van de driemaandentermijn heeft geen algemene werking
Op 14 maart 2025 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in het kader van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (“WAMCA”) (ECLI:NL:HR:2025:388). De Hoge Raad buigt zich onder andere over de vraag of verlenging van de zogeheten driemaandentermijn voor het uitbrengen van een dagvaarding op de voet van artikel 1018d lid 2 Rv algemene werking heeft, dan wel enkel geldt voor de rechtspersoon die om verlenging heeft verzocht. De Hoge Raad is duidelijk: een verlenging van de driemaandentermijn heeft geen algemene werking – deze geldt enkel voor de rechtspersoon die de verlenging heeft verzocht. Achtergrond van de zaak De zaak draait om de collectieve vorderingen die verschillende stichtingen hadden ingesteld tegen Apple. Apple is op 4 oktober 2021 gedagvaard door Stichting Right to Consumer Justice  (“Stichting RCJ”). Ingevolge artikel 1018d lid 1 Rv hebben andere stichtingen die een vergelijkbare collectieve vordering willen instellen drie maanden de tijd om tevens hun collectieve vordering in te stellen – in dit geval dus tot 4 januari 2022. In artikel 1018d lid 2 Rv is bepaald dat een rechter deze driemaandentermijn op verzoek van een andere rechtspersoon die ook een procedure wil starten, kan verlengen. In dit geval heeft de rechter op verzoek van een andere stichting, Stichting App Stores Claims (“Stichting ASC”), de driemaandentermijn met nog eens drie maanden verlengd – in dit geval tot 4 april 2022. Deze (rol)beslissing is op 29 november 2021 gepubliceerd in het centraal register voor collectieve vorderingen. Stichting ASC heeft Apple binnen deze verlengde termijn gedagvaard. Een andere stichting, Stichting Consumenten Competition Claims (“Stichting CCC”), heeft Apple eveneens gedagvaard in de verlengde termijn – namelijk op 31 maart 2022. Dit betekent dat de Stichting CCC haar dagvaarding heeft uitgebracht buiten de oorspronkelijke driemaandentermijn. In de procedure is het vervolgens de vraag of Stichting CCC ontvankelijk kan worden verklaard in haar collectieve vorderingen, nu de dagvaarding van Stichting CCC buiten de driemaandentermijn is uitgebracht. In eerste aanleg verklaart de rechtbank Stichting CCC niet-ontvankelijk, omdat zij Apple niet binnen de wettelijke driemaandentermijn heeft gedagvaard. Daarbij oordeelt de rechtbank dat een termijnverlenging zoals bedoeld in artikel 1018d lid 2 Rv geen algemene werking heeft; de aan Stichting ASC verleende verlenging geldt alleen voor Stichting ASC. Stichting CCC is het hier niet mee eens en er wordt sprongcassatie ingesteld. Oordeel Hoge Raad De Hoge Raad is het eens met het oordeel van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat een verlenging van de driemaandentermijn op grond van artikel 1018 lid 2 Rv geen algemene werking heeft. De Hoge Raad overweegt dat de rechter ingevolge de memorie van toelichting bij de WAMCA zijn beslissing op een verlengingsverzoek dient toe te spitsen op de concrete situatie van de rechtspersoon die om verlenging heeft verzocht. Dit betekent volgens de Hoge Raad dat moet worden aangenomen dat een verlenging dus enkel voor deze rechtspersoon geldt en dus geen algemene werking heeft. Volgens de Hoge Raad strookt deze uitleg ook met het ontbreken van een vereiste dat een beslissing tot termijnverlenging in het centraal register collectieve vorderingen wordt aangetekend. Conclusie Voor stichtingen die een vergelijkbare collectieve vordering willen instellen, is het van belang om de collectieve vorderingen zoals gepubliceerd in het centraal register collectieve vorderingen goed in de gaten te houden. Hoewel het begrijpelijk is dat Stichting CCC (tevens) naar de gepubliceerde rolbeslissing van de rechtbank met de verlenging van de driemaandentermijn voor Stichting ASC heeft gekeken, blijft de publicatie van een uittreksel van de dagvaarding in het centraal register collectieve vorderingen in dergelijke gevallen leidend voor de start van de driemaandentermijn. Als deze organisatie meer dan drie maanden nodig heeft om de zaak voor te bereiden, dan dient zij zelf binnen één maand gemotiveerd om een verlenging van de driemaandentermijn bij de rechtbank te verzoeken. Er mag dus niet worden afgegaan op rolbeslissingen met betrekking tot termijnverlengingen voor andere stichtingen die wellicht in het centraal register voor collectieve vorderingen worden gepubliceerd. Heeft u vragen over de WAMCA? Neem dan contact met Lennart Hoeksema, Arnout Koeman of één van onze andere WAMCA-specialisten.
Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
ACM 2025: Digitale rechten, groene toekomst en eerlijke deals
De Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) heeft onlangs haar agenda voor 2025 bekendgemaakt (link). Deze agenda schetst de prioriteiten en focusgebieden van de toezichthouder voor de komende jaren. De ACM wenst zich onder andere klaar te maken voor de uitdagingen van onze tijd en heeft in dat kader drie focuspunten gedefinieerd. Ook zijn er plannen om in bepaalde sectoren marktonderzoeken uit te voeren. In onderstaande blog leest u wat de ACM komend jaar van plan is te gaan doen, en wat dit voor u kan betekenen. Focuspunten voor 2025 De ACM zal zich dit jaar concentreren op een drietal belangrijke maatschappelijk thema’s. Op deze wijze wenst de ACM een gezonde werking van deze markten te verzekeren, en de belangen van consumenten in deze snel ontwikkelende thema’s te beschermen. De focus ligt dit jaar op: Het stimuleren van een open en eerlijke digitale economie; Het versnellen van de energietransitie; en Het ontwikkelen van een duurzamere economie. De focuspunten voor 2025 zijn een voortzetting van de focus werkzaamheden voor 2024 (link). De focus uit 2024 wordt in 2025 nader geduid door meer specifieke en gerichte acties, met een sterkere nadruk op digitale innovatie, energieflexibiliteit en duurzaamheid in de toeleveringsketen. Digitale economie De Nederlandse economie wordt steeds meer gedigitaliseerd. Dit brengt enerzijds mogelijkheden tot economische groei en innovatie, maar brengt anderzijds ook risico’s met zich mee. De ACM zal daarom aandacht besteden aan het beschermen van consumenten, met name kwetsbare groepen zoals minderjarigen, en tegelijkertijd economische groei en innovatie te bevorderen. Aandachtspunten hierbij zijn onder andere: Meer toezicht op grote techbedrijven om machtsmisbruik te voorkomen; Optreden tegen misbruik, misleiding en manipulatie bij online verkoop en gaming; en Versterking van databescherming en privacyrechten van consumenten. Energietransitie Ook een snelle energietransitie heeft de ACM hoog in het vaandel staan. De ACM streeft naar een betrouwbare en duurzame energievoorziening voor alle mensen en bedrijven, nu en in de toekomst. In dat kader is de ACM onder andere van plan om komend jaar netcongestie te verminderen en flexibel netgebruik te verbeteren. Daarnaast zal de ACM duurzame energiebronnen stimuleren en nieuwe reguleringsmethodes ontwerpen voor netbeheerders voor toekomstbestendige infrastructuur. Duurzame economie De ACM ondersteunt de ontwikkeling van een duurzame economie. De focus ligt daarbij op het waarborgen van een gelijk speelveld tussen bedrijven en geven van duidelijkheid voor bedrijven bij samenwerking om duurzaamheidsdoeleinden binnen de mededingingsregels. Ook wil de ACM ervoor zorgen dat consumenten kunnen vertrouwen op duurzaamheidsinformatie van bedrijven. Marktonderzoeken In 2025 start de ACM vijf nieuwe algemene marktonderzoeken. Specifiek gaat zij kijken naar (i) dierenartspraktijken, (ii) (digitale) leermiddelen, (iii) computergestuurde consumentenprijzen, (iv) het budgetsegment voor vast internet en (v) de ontwikkeling van de waterstofmarkt. Op deze wijze kan de ACM zonder concrete vermoedens van overtredingen kijken naar het (dis)functioneren van deze markten. Zo speelt in de markt voor dierenartspraktijken dat veel praktijken de laatste jaren in handen zijn geraakt van investeringsfondsen, wat mogelijk tot forse prijsstijgingen heeft geleid. De ACM zal bij haar marktonderzoeken gebruik maken van haar nieuwe “Werkwijze marktonderzoek” welke in februari 2025 is gepubliceerd (link). In dit document beschrijft de ACM de redenen voor (de selectie van) marktonderzoeken en het proces van marktonderzoeken. Wat betekent dit voor u? De agenda van de ACM voor 2025 kan voor verschillende partijen van betekenis zijn. Voor ondernemingen is waarschijnlijk dat er verhoogde compliance-eisen zullen worden ingevoerd, met name in de digitale sector. Ook kan meer handhaving worden verwacht ten aanzien van verspreiding van (online) desinformatie over duurzaamheidsaspecten of bij wangedrag met betrekking tot online verkoop of gaming. Daarnaast worden voor ondernemingen meer kansen gecreëerd om duurzaamheidsinitiatieven te realiseren en wenst de ACM een gezond marktklimaat te stimuleren. Ook de consument kan enige verandering verwachten. Zo is bescherming van de consumentenrechten (met name binnen de focusgebieden) één van de prioriteiten van de ACM, en is zij van plan door middel van onder andere de marktonderzoeken gezonde markten en prijsvorming te realiseren voor de consument. Voor de bedrijven in de sectoren die door de ACM onderzocht worden, betekent dit dat zij vragen van de ACM moeten beantwoorden. Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als bedrijf ondersteuning nodig bij het contact met de ACM? Neem dan gerust contact op met Monika Beck of één van onze andere specialisten.
LGGA – Lennart Hoeksema
Lennart Hoeksema
Advocaat
WAMCA: overwinning voor stichting in Essure-zaak
Op 8 januari 2025 heeft de rechtbank Midden-Nederland vonnis gewezen in de ‘Essure-zaak’ (ECLI:NL:RBMNE:2025:10). Geneesmiddelenproducent Bayer heeft een permanente sterilisatiemethode voor vrouwen op de markt gebracht onder de naam ‘Essure’, welke op de eileiders geïmplanteerd diende te worden. Stichting Essure Claims (“Stichting”) heeft een massaschadevordering ingesteld jegens Bayer. De Stichting stelt dat veel vrouwen ernstig ziek zijn geworden van dit sterilisatie-implantaat. In haar lezenswaardige vonnis oordeelt de rechtbank over een aantal formele punten ten aanzien van onder andere de toepasselijkheid van de WAMCA en de ontvankelijkheid. De rechtbank heeft de Stichting op alle punten in het gelijk gesteld. Hieronder lichten wij enkele noemenswaardige punten van het vonnis uit. Temporele toepassing WAMCA: geen knip De WAMCA is temporeel van toepassing op collectieve acties die (i) zijn ingesteld na de inwerkingtreding van de WAMCA op 1 januari 2020 én (ii) die betrekking hebben op gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op of na 15 november 2016. Bayer is van mening er een knip dient plaats te vinden. Zij stelt dat ten aanzien van de implantaten die vóór 15 november 2016 zijn geplaatst het oude wettelijk regime (WCAM) zou moeten worden toegepast; enkel ten aanzien van de implantaten die ná 15 november 2016 zijn geplaatst dient de WAMCA te worden toegepast. De rechtbank gaat hier niet in mee. De rechtbank overweegt dat er sprake is van een reeks van gebeurtenissen, omdat de vrouwen gemeenschappelijk hebben dat bij hen de implantatie van Essure heeft plaatsgevonden, maar op een ander moment in tijd. Deze reeks bestaat volgens de rechtbank uit eenzelfde, repeterende gebeurtenis die de gestelde schade heeft veroorzaakt tegenover meerdere individuele vrouwen die horen tot de kring van personen tot bescherming van wie belangen de collectieve vordering strekt. Deze reeks is pas na 15 november 2016 geëindigd. De rechtbank concludeert dat de WAMCA temporeel van toepassing is op alle vorderingen van de Stichting. Ontvankelijkheid: vorderingen tot materiële en immateriële schade kunnen gebundeld worden Een belangenorganisatie kan alleen een rechtsvordering instellen als die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen. Aan dit gelijksoortigheidvereiste is voldaan als deze belangen zich lenen voor een bundeling. Hierdoor hoeft er in de procedure niet gekeken te worden naar de bijzondere omstandigheden van individuele belanghebbenden. Naast materiële schade, vordert de Stichting ook immateriële schade voor de vrouwen die Essure operatief hebben laten verwijderen. De Stichting heeft de vrouwen in 17 categorieën verdeeld en voor iedere categorie een forfaitair bedrag aan schade gevorderd. Bayer is van mening dat de vorderingen in dit geval niet gebundeld kan worden, nu de immateriële schade volgens Bayer afhankelijk is van individuele feiten en omstandigheden. Daarbij beroept Bayer zich tevens op het arrest van de Hoge Raad inzake de aardbevingsschade in Groningen. In dit arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat immateriële schade wegens aantasting in de persoon zich niet forfaitair laat vaststellen, omdat dit niet verenigbaar is met het hoogstpersoonlijke karakter van deze schade. Dit beroep slaagt niet. De rechtbank overweegt dat, anders dan in het arrest van de Hoge Raad, in de onderhavige zaak geen immateriële schade wordt gevorderd wegens een aantasting in persoon. In de onderhavige zaak wordt immateriële schade gevorderd omdat de vrouwen letselschade hebben opgelopen. Daardoor ligt een immateriële schadevergoeding volgens de rechtbank nog meer voor de hand dan bij een aantasting in de persoon. Volgens de rechtbank is het niet noodzakelijk dat vrouwen ook geestelijk letsel hebben ondervonden. De rechtbank sluit af met de overweging dat het dus mogelijk is dat zij mag vaststellen dat de immateriële schade die de vrouwen lijden in ieder geval een bepaald (forfaitair) bedrag is. De rechtbank concludeert dat de vordering van de Stichting tot vergoeding van zowel materiële als immateriële schade te bundelen zijn. De Stichting is dus ontvankelijk in al haar vorderingen, ook de vorderingen ten aanzien van de immateriële schade. Vergoeding van 28,75% voor procesfinancier is niet onredelijk In het kader van de ontvankelijkheid van de Stichting en het waarborgvereiste moet worden beoordeeld of de vergoeding van de procesfinancier op het eerste oog al dan niet onredelijk is. De hoogte van de vergoeding voor de procesfinancier mag niet zodanig zijn dat de vrouwen worden benadeeld of dat een onaanvaardbare prikkel bestaat voor de procesfinancier om aan te sturen op een nadelige uitkomst voor de vrouwen. Met de procesfinancier is afgesproken dat deze 25% van de potentiële schadevergoeding ontvangt. Daarnaast is afgesproken dat de procesfinancier al haar gemaakte kosten tot een maximum van 5% in rekening mag brengen op de potentiële schadevergoeding. Dit betekent dus dat minimaal (95% minus 25% =) 71,25% van de schadevergoeding aan de vrouwen zal toekomen; de procesfinancier kan dus mogelijk 28,75% van de schadevergoeding ontvangen. In de Nederlandse jurisprudentie is bepaald dat een bandbreedte van 10 tot 25% als de maximale vergoeding voor een procesfinancier kan worden gezien. De rechtbank is van oordeel dat de Stichting voldoende heeft onderbouwd waarom een vergoeding van meer dan 25% redelijk is. De Stichting heeft onderbouwd dat het de bedoeling is dat zij de kosten van de procedure wil verhalen op Bayer middels een reële proceskostenveroordeling of een gelijke afspraak daarover in een schikking. Verder heeft de Stichting gesteld dat het nog onzeker is welke kosten voor vergoeding in aanmerking komen door middel van een (proceskosten)veroordeling of schikking. Ook is de hoogte van de te maken kosten nog onzeker. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat de Stichting voldoende heeft onderbouwd dat de overeengekomen vergoeding(swijze) niet onredelijk hoog is. Ook dit vormt dus geen probleem voor de ontvankelijkheid van de Stichting. Conclusie De overwinning van de Stichting laat zien dat zowel de toepasselijkheid van de WAMCA als de ontvankelijkheid van stichtingen eenvoudig en praktisch toegepast kan worden. Hebt u vragen over de WAMCA? Neem dan contact met Lennart Hoeksema, Arnout Koeman of één van onze andere WAMCA-specialisten.
la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
De Autoriteit Consument & Markt verduidelijkt het meldingsproces voor transacties
Op 19 december 2024 heeft de Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) bekendgemaakt dat zij het meldingsproces voor concentraties heeft verduidelijkt en geactualiseerd (link). Een concentratie is een fusie, een overname of het opzetten van een joint venture Achtergrond Op grond van de Nederlandse mededingingswet moeten bedrijven een fusie, overname of joint venture bij de ACM melden als zij voldoen aan de volgende twee voorwaarden: de bedrijven die samengaan hebben bij elkaar wereldwijd een jaaromzet van 150 miljoen euro of meer én minimaal 2 van de bedrijven die samengaan hebben elk in Nederland een jaaromzet van 30 miljoen euro of meer. Deze melding vindt plaats door het indienen van een meldingsformulier. In dit formulier verstrekken de partijen bij de transactie (bijvoorbeeld) gegevens over de partijen en hun activiteiten, de markten waarop zij actief zijn en welke positie de partijen na de transactie op deze markten innemen (en of dat problematisch is of niet). De melding bij de ACM staat los van een melding bij bijvoorbeeld de Nederlandse Zorgautoriteit of het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). Zie over een melding bij het BTI op grond van de Wet vifo onze vorige blog (link). Huidige praktijk In de huidige praktijk was het reeds gebruikelijk om (informeel) contact te zoeken met de ACM om een melding alvast aan te kondigen. Vaak werd dan door (een gemachtigde van) partijen ook al direct van de gelegenheid gebruik gemaakt om (summiere) informatie over de melding te verstrekken, zoals informatie over de partijen, (het gebrek aan) overlap op het gebied van activiteiten van partijen en het type transactie. Dit contactmoment kon vooral de snelheid bij niet-problematische meldingen ten goede komen (mits vooraf voldoende informatie werd verstrekt). Nieuwe praktijk De ACM heeft deze aankondiging voor elke melding nu verplicht gesteld en geformaliseerd door middel van een intakeformulier op haar website (link). Dit intakeformulier moet “ongeveer een week” voor de officiële melding worden ingevuld. Hiermee geven bedrijven alvast relevante informatie aan de ACM, bijvoorbeeld over het type transactie en over de activiteiten van de betrokken bedrijven. Een praktische toevoeging is ook dat partijen vooraf kunnen aangeven of zij bepaalde vragen in het meldingsformulier niet kunnen beantwoorden. Zo komt het bijvoorbeeld vaak voor dat partijen geen directe contactgegevens hebben van hun concurrenten op de markt, terwijl de ACM die informatie volgens het meldingsformulier wel moet ontvangen. In onze ervaring was de ACM in het verleden overigens bij niet-problematische meldingen niet erg strikt bij de beantwoording van deze vraag. Partijen kregen in dat geval meestal een (impliciete) ontheffing om deze gegevens te verstrekken. Vanaf nu neemt de ACM expliciet contact op met partijen om het verzoek tot het onbeantwoord te laten van vragen af te wijzen of toe te wijzen. Ten slotte heeft de ACM van de gelegenheid gebruik gemaakt om het meldingsformulier meer aan te laten sluiten op het meldingsformulier van de Europese Commissie. Zo verplicht de ACM de partijen nu in het meldingsformulier om een samenvatting op te stellen voor de Staatscourant en moeten de NACE codes (i.e., activiteitcodes van een bedrijf link) worden opgenomen. De Europese Commissie vraagt vergelijkbare informatie op in haar eigen meldingsformulier. Analyse Wij verwelkomen deze ontwikkelingen. Dit is de meest recente stap in een langer lopend proces van de ACM om het meldingsproces te vereenvoudigen. Tegelijkertijd verlagen hiermee de lasten voor bedrijven tijdens de meldingsprocedure. Dit proces begon een aantal jaar terug met de mogelijkheid om een melding digitaal bij de ACM in te dienen. Het heeft nu tot een intakeformulier op haar website geleid. Vooral voor de meldingen waar de ACM direct al geen problemen ziet (bijvoorbeeld omdat de partijen bij de transactie geen overlap hebben in hun activiteiten), zullen deze maatregelen naar verwachting leiden tot snellere doorlooptijden. Tegelijkertijd geeft dit de ACM meer ruimte voor de meldingen die problematischer lijken. Vragen Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als bedrijf ondersteuning nodig met een melding bij de ACM? Neem dan gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.
la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
Toepassing Wet vifo mogelijk uitgebreid
Op 19 december 2024 heeft minister Beljaarts van Economische Zaken officieel aangekondigd het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (“Wet vifo”) te willen uitbreiden. Hiervoor zal de Wet vifo moeten worden gewijzigd.  Achtergrond De Wet vifo is ingevoerd om de Nederlandse overheid meer controle te geven over fusies en overnames door (buitenlandse) partijen die mogelijk de nationale veiligheid van Nederland kunnen aantasten. Bij een overname of fusie van een onderneming uit een bepaalde (gevoelige) sector, moet de koper daarom de transactie vooraf melden bij het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). De transactie mag pas worden uitgevoerd/afgerond als het BTI heeft geoordeeld dat er geen nationale veiligheidsrisico’s zijn of dat eventuele risico’s op een beheersbare manier zijn afgedekt (dit heet de standstill-verplichting). Huidig toepassingsbereik Volgens de huidige Wet vifo dient een transactie bij het BTI gemeld te worden als de doelwitonderneming actief is in één van de volgende sectoren (of specifiek is aangewezen in de Wet vifo):  Warmtetransport, kernenergie, luchthaven Schiphol, haven van Rotterdam, bankensector, infrastructuur voor de financiële markt, winbare energie of gasopslag;  actief is op het gebied van (zeer) sensitieve technologie (dual-use producten, militaire goederen, kwantumtechnologie, fotonicatechnologie, semiconductortechnologie en high assurance-producten); of  beheerder van een bedrijfscampus.  Al met al een ruime lijst, die de grootste en belangrijkste ondernemingen omvat die in Nederland gevestigd zijn. Voorbeelden zijn Schiphol en de haven van Rotterdam maar ook ASML en kerncentrale Borssele.   Uitbreiding toepassingsbereik In essentie wil de wetgever het toepassingsbereik van de Wet vifo uitbreiden naar meer technologische sectoren. Het wetsvoorstel, wat nog ter consultatie wordt gelegd, voegt tevens biotechnologie, AI, geavanceerde materialen en nanotechnologie, sensor- en navigatietechnologie en nucleaire technologie met medisch gebruik toe aan de reikwijdte van de Wet vifo. Een voorbeeld van nucleaire technologie met medisch gebruik is de kernreactor in Petten. Deze reactor produceert isotopen voor medische gebruik voor een groot deel van de kankerpatiënten wereldwijd. Onder het nieuwe voorstel zou de verkoop van die reactor ook getoetst moeten worden door het BTI. Het is mogelijk dat deze wetswijziging van de Wet vifo al op 1 juli 2025 in werking treedt.     Vragen Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als onderneming ondersteuning nodig bij de meldingsprocedure met het BTI? Neem gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.