14 april 2025

Een gewaarschuwd mens telt voor twee (jaar)

14 april 2025

In veel beleidsregels over de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet (het Damoclesbeleid) is opgenomen dat de burgemeester bij een eerste overtreding in geval van een bewoonde woning niet overgaat tot sluiting maar volstaat met het geven van een waarschuwing. Deze op beleidsregels gebaseerde waarschuwing is volgens vaste rechtspraak geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In de zaak die leidde tot de uitspraak van de Afdeling van 26 maart 2025 was de vraag aan de orde of de waarschuwing in die kwestie met een besluit gelijkgesteld moest worden gesteld. Daarbij blijkt van belang voor welke periode de waarschuwing geldt.

Waarschuwing geen besluit

In navolging van de conclusie van staatsraad advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven van 24 januari 2018 oordeelde de Afdeling eerder, in zijn uitspraak van 24 oktober 2018, dat een op beleidsregels gebaseerde of informele waarschuwing geen besluit is in de zin van de Awb en dat daartegen geen rechtsmiddel kan worden aangewend.

Waarschuwing gelijkgesteld met besluit?

In de hiervoor bedoelde conclusie heeft Widdershoven echter ook betoogd dat op beleidsregels gebaseerde of informele waarschuwingen in bepaalde situaties voor wat betreft de rechtsbescherming wel met een besluit gelijk moeten worden gesteld. Dat is het geval als de alternatieve route om een rechterlijk oordeel over de waarschuwing te krijgen onevenredig bezwarend of afwezig is.

Dat is onder meer zo als de periode waarin de waarschuwing negatieve gevolgen kan hebben zodanig lang is dat een belanghebbende, gelet op de aan de orde zijnde overtreding, in de rechterlijke procedure tegen de op te leggen bestuurlijke sanctie (het besluit volgend op de waarschuwing) de rechtmatigheid van de waarschuwing bewijsrechtelijk niet meer effectief kan bestrijden. Volgens Widdershoven moet voor deze waarschuwingen een maximale termijn van (als regel) twee jaar gelden om bewijsnood te voorkomen en om redenen van rechtszekerheid.

In de uitspraak van 26 maart 2025 neemt de Afdeling deze vuistregel over. De Afdeling overweegt dat er bij waarschuwingen met een maximale termijn van twee jaar in beginsel vanuit mag worden gegaan dat de mogelijkheid om effectief verweer te voeren niet wordt aangetast.

Maximale termijn twee jaar

Vervolgens onderzoekt de Afdeling wat in het onderhavige geval de negatieve gevolgen van de waarschuwing zijn. De Afdeling stelt vast dat de negatieve gevolgen van de waarschuwing in dit geval inhouden dat er bij een volgende overtreding van artikel 13b van de Opiumwet sprake is van recidive en de burgemeester in overeenstemming met de beleidsregel dan in beginsel over zal gaan tot het sluiten van de woning als er eerder een waarschuwing is gegeven. Uit de uitspraak blijkt dat de burgemeester ‘in de loop van de procedure heeft toegelicht’ dat de waarschuwing voor een periode van twee jaar geldt, zodat de negatieve gevolgen voor appellant zich gedurende twee jaar kunnen voordoen.

De Afdeling acht het enkele feit dat gedurende twee jaar niet bij de bestuursrechter kan worden opgekomen tegen een waarschuwing, niet onevenredig bezwarend. Als de burgemeester binnen een periode van twee jaar overgaat tot sluiting van de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet en daaraan mede de eerdere waarschuwing ten grondslag legt, kunnen de bezwaren tegen de waarschuwing dan alsnog aan de orde komen. De Afdeling acht een periode van twee jaar in het algemeen niet zo lang dat de waarschuwing bestuursrechtelijk niet meer effectief bestreden kan worden. Appellant had aangevoerd dat zijn geheugen met het verstrijken van de tijd minder wordt en dat de burgemeester na verloop van tijd minder betrouwbare of geen aanvullende verklaringen bij de politie kan opvragen. De Afdeling acht dat onvoldoende omdat appellant zijn ervaringen, bevindingen en overige bewijsmiddelen waarover hij zou kunnen beschikken immers kan vastleggen en bewaren, zodat hij die in de toekomst naar voren kan brengen in een eventuele bestuursrechtelijke procedure. Ook was appellant het niet eens met de inhoud van de bestuurlijke rapportage. Daarover overweegt de Afdeling dat de burgemeester dit in zijn besluitvorming moet betrekken als dit wordt aangevoerd in een eventuele procedure en de burgemeester vindt dat er aanleiding bestaat om te twijfelen aan de bevindingen uit de bestuurlijke rapportage.

Conclusie

De Afdeling ziet in hetgeen in deze zaak is aangevoerd, geen aanleiding om af te wijken van de vuistregel dat bij waarschuwingen met een maximale termijn van twee jaar in beginsel vanuit mag worden gegaan dat de mogelijkheid om effectief verweer te voeren niet wordt aangetast.

Uit de uitspraak kan worden opgemaakt dat burgemeesters er verstandig aan doen om bij het opleggen van een waarschuwing op grond van hun Damoclesbeleid, op te nemen gedurende welke periode de waarschuwing geldt en deze periode niet langer te laten zijn dan twee jaar.

Vragen?

Heeft u als gemeente vragen over het onderwerp dan kunt u contact opnemen met Anke van de Laar ([email protected]) van La Gro of met een van de andere advocaten van het team Overheid.

Auteur
Mr. A.M. (Anke) van de Laar

Advocaat & Partner

Bel: 0172-503 250