19 december 2024

Toepassing Wet vifo mogelijk uitgebreid

19 december 2024

Op 19 december 2024 heeft minister Beljaarts van Economische Zaken officieel aangekondigd het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (“Wet vifo”) te willen uitbreiden. Hiervoor zal de Wet vifo moeten worden gewijzigd. 

Achtergrond

De Wet vifo is ingevoerd om de Nederlandse overheid meer controle te geven over fusies en overnames door (buitenlandse) partijen die mogelijk de nationale veiligheid van Nederland kunnen aantasten. Bij een overname of fusie van een onderneming uit een bepaalde (gevoelige) sector, moet de koper daarom de transactie vooraf melden bij het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). De transactie mag pas worden uitgevoerd/afgerond als het BTI heeft geoordeeld dat er geen nationale veiligheidsrisico’s zijn of dat eventuele risicos op een beheersbare manier zijn afgedekt (dit heet de standstill-verplichting).

Huidig toepassingsbereik

Volgens de huidige Wet vifo dient een transactie bij het BTI gemeld te worden als de doelwitonderneming actief is in één van de volgende sectoren (of specifiek is aangewezen in de Wet vifo): 

  • Warmtetransport, kernenergie, luchthaven Schiphol, haven van Rotterdam, bankensector, infrastructuur voor de financiële markt, winbare energie of gasopslag; 
  • actief is op het gebied van (zeer) sensitieve technologie (dual-use producten, militaire goederen, kwantumtechnologie, fotonicatechnologie, semiconductortechnologie en high assurance-producten); of 
  • beheerder van een bedrijfscampus. 

Al met al een ruime lijst, die de grootste en belangrijkste ondernemingen omvat die in Nederland gevestigd zijn. Voorbeelden zijn Schiphol en de haven van Rotterdam maar ook ASML en kerncentrale Borssele.  

Uitbreiding toepassingsbereik

In essentie wil de wetgever het toepassingsbereik van de Wet vifo uitbreiden naar meer technologische sectoren. Het wetsvoorstel, wat nog ter consultatie wordt gelegd, voegt tevens biotechnologie, AI, geavanceerde materialen en nanotechnologie, sensor- en navigatietechnologie en nucleaire technologie met medisch gebruik toe aan de reikwijdte van de Wet vifo. Een voorbeeld van nucleaire technologie met medisch gebruik is de kernreactor in Petten. Deze reactor produceert isotopen voor medische gebruik voor een groot deel van de kankerpatiënten wereldwijd. Onder het nieuwe voorstel zou de verkoop van die reactor ook getoetst moeten worden door het BTI. Het is mogelijk dat deze wetswijziging van de Wet vifo al op 1 juli 2025 in werking treedt.    

Vragen

Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als onderneming ondersteuning nodig bij de meldingsprocedure met het BTI? Neem gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.

Auteur
Mr. A. A. (Arnout) Koeman

Advocaat & Counsel

Deze berichten vindt u mogelijk ook interessant

la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
ACM waarschuwt levensmiddelensector: controleer uw duurzaamheidsclaims
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft recentelijk een duidelijke oproep gedaan aan bedrijven in de levensmiddelensector: controleer en verbeter uw duurzaamheidsclaims. Deze oproep is niet vrijblijvend. De ACM benadrukt dat zij actief toezicht zal gaan houden op de naleving van de regels en, indien nodig, handhavend zal optreden. Wat betekent dit voor bedrijven in de levensmiddelensector? Waarom deze oproep? Duurzaamheidsclaims spelen een steeds grotere rol in de marketing van levensmiddelen. Consumenten willen bewuste keuzes maken en duurzaamheid meewegen in hun aankoopbeslissingen. De ACM constateert echter dat veel claims in de levensmiddelensector onduidelijk zijn. Dit ondermijnt niet alleen het vertrouwen van consumenten, maar kan ook leiden tot oneerlijke concurrentie tussen bedrijven. Zo is volgens de ACM bijvoorbeeld niet altijd duidelijk waar labels, logo’s en keurmerken voor staan, of wat een duurzaamheidsclaim precies inhoudt. De ACM heeft eerder al duurzaamheidsclaims in andere sectoren, zoals kleding, energie en transport, onder de loep genomen. Nu is de levensmiddelensector aan de beurt. De Leidraad Duurzaamheidsclaims: de basis voor compliance De ACM verwijst bedrijven naar de vernieuwde Leidraad Duurzaamheidsclaims (2023). Deze leidraad bevat vijf vuistregels waaraan duurzaamheidsclaims moeten voldoen: Gebruik duidelijke, specifieke en volledige duurzaamheidsclaims; Onderbouw de duurzaamheidsclaims met feiten en houd ze actueel; Maak eerlijke vergelijkingen met andere producten of concurrenten; Beschrijf toekomstige duurzaamheidsambities concreet en meetbaar; Visuele claims en keurmerken moeten behulpzaam en niet verwarrend zijn. Wat staat er op het spel? De ACM heeft aangekondigd dat zij na deze oproep actief zal controleren of bedrijven hun duurzaamheidsclaims hebben aangepast. Indien claims niet voldoen, dan heeft te ACM aangekondigd te kunnen gaan handhaven. Bedrijven die duurzaamheidsclaims gebruiken die niet voldoen aan de Leidraad Duurzaamheidsclaims, kunnen mogelijk een geconfronteerd worden met een boete of een last onder dwangsom. Wat kunt u als bedrijf doen? Om risico’s te vermijden en niet de wet te overtreden, is het essentieel dat bedrijven nu actie ondernemen. Enkele praktische tips: Inventariseer uw duurzaamheidsclaims. Breng alle claims in kaart die u gebruikt op producten, in advertenties en in winkels; Toets uw claims aan de Leidraad Duurzaamheidsclaims. Controleer of uw claims voldoen aan de vijf vuistregels van de ACM zoals beschreven in de Leidraad Duurzaamheidsclaims; Werk samen met experts. Laat uw claims juridisch en inhoudelijk beoordelen door specialisten. Dit kan helpen om risico’s te identificeren en te verminderen; Communiceer transparant. Zorg dat uw claims begrijpelijk zijn voor consumenten en ondersteun ze met duidelijke informatie; Blijf up-to-date. Houd ontwikkelingen in wet- en regelgeving rondom duurzaamheidsclaims nauwlettend in de gaten. Conclusie De oproep van de ACM is een duidelijke waarschuwing aan de levensmiddelensector: zorg dat uw duurzaamheidsclaims eerlijk, duidelijk en onderbouwd zijn. Zo niet, dan kan de ACM gaan overgaan tot handhaving. Heeft u hulp nodig bij het beoordelen of aanpassen van uw duurzaamheidsclaims? Wij helpen u graag om risico’s te vermijden en uw claims in overeenstemming met de wet te brengen. Neem dan gerust contact op met Arnout Koeman, of een van onze andere specialisten.
Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
Staatssteun: meerdere ondernemingen, één steunbegunstigde
In een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is het belang van het “ondernemingsbegrip” binnen het staatssteunrecht benadrukt. Dit met name wat betreft de situatie waarin meerdere entiteiten als één onderneming worden beschouwd. In zulke gevallen dient alle steun die deze entiteiten hebben ontvangen bij elkaar opgeteld te worden, aangezien zij kwalificeren als één onderneming en dus één begunstigde van steun. Dit kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld toepassing van steunplafonds. De uitspraak biedt dan ook belangrijke inzichten voor bedrijven die onderdeel uitmaken van een groep en mogelijk staatssteun ontvangen. De uitspraak van het CBb In de uitspraak van 20 februari 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:76) behandelde het CBb een zaak waarin een onderneming (hierna: Onderneming X) beroep in heeft gesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken waarin een TVL-subsidie (Tegemoetkoming Vaste Lasten) van Onderneming X is herzien en lager is vastgesteld. Op basis van dit besluit werd een bedrag van € 333.831,48 van de als voorschot ontvangen TVL-subsidie van Onderneming X teruggevorderd wegens overschrijden van het steunplafond. De minister kwam tot dit besluit aangezien Onderneming X onderdeel uitmaakte van een groep welke tot 1 december 2021 bestond uit Onderneming X, Onderneming Y en Onderneming Z. Onderneming Z is per 1 december 2021 ontbonden. Alle drie de ondernemingen hebben over verschillende perioden subsidie ontvangen op grond van de TVL-regeling. Deze TVL-regeling gaf vanaf juni 2020 financiële ondersteuning aan ondernemers met omzetverlies door coronamaatregelen. Volgens de minister was in voorliggend geval het tot en met Q1 van 2022 geldende steunplafond van € 2,3 miljoen overschreden met de TVL-subsidie aan Onderneming X. Onderneming X meende dat de terugvordering van een deel van haar subsidie onrechtmatig is, aangezien de subsidies ontvangen door Onderneming Z niet bij de totale door de groep ontvangen subsidies mogen worden opgeteld. Onderneming Z was immers per 1 december 2021 ontbonden waardoor zij op moment van zowel subsidieverlening als subsidievaststelling van de aan Onderneming X verstrekte subsidie niet tot de groep behoorde. Het CBb volgt het standpunt van Onderneming X niet en bevestigt het oordeel van de minister. De rechter oordeelde dat de drie ondernemingen als één onderneming kwalificeren in het staatssteunrecht, en dat de totale aan hen verleende steun het steunplafond niet mag overschrijden. Overschrijding van het steunplafond zou resulteren in ongeoorloofde staatssteun. Dat Onderneming Z op moment van subsidieverlening en subsidievaststelling geen onderdeel meer uitmaakte van de groep wegens ontbinding maakt dit niet anders. Doordat Onderneming Z is opgehouden te bestaan zijn de aan haar (eerder) verstrekte TVL-subsidies niet onttrokken aan de groep. Deze komen als het ware (in)direct ten goede aan de groep. Dit is ook het geval als het saldo van ontbinding is gebruikt om een belastingschuld van Onderneming Z te betalen. Ook dan kan de subsidie die door Onderneming Z is ontvangen voorafgaand aan ontbinding, (in)direct voordeel verschaffen aan de rest van de groep. Het CBb heeft gelet op het voorgaande geoordeeld dat de herziening en lagere vaststelling van de subsidie aan Onderneming X terecht is. Vaststelling van een hoger bedrag zou volgens het CBb dus ongeoorloofde staatssteun opleveren. Definitie van een onderneming binnen het staatssteunrecht In het staatssteunrecht wordt een onderneming gedefinieerd als elke eenheid die een economische activiteit uitvoert, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering. Op basis van Unierechtelijke rechtspraak wordt het uitvoeren van economische activiteiten gedefinieerd als het aanbieden van goederen en/of diensten op een markt. Het ondernemingsbegrip binnen het staatssteunrecht is dus erg ruim, en kan vrijwel alle rechtsvormen omvatten, ongeacht of de betreffende entiteit een winstoogmerk heeft of niet. Iedere aanbieder van een goed of dienst op een markt, is in theorie een onderneming binnen het staatssteunrecht. Meerdere entiteiten als één onderneming Binnen het staatssteunrecht geldt dat meerdere afzonderlijke rechtspersonen voor de toepassing van de staatssteunregels geacht kunnen worden één economische entiteit te vormen. Zij kwalificeren dan als het ware als één onderneming. Dit was ook het geval voor de ondernemingen die deel uitmaakten van de groep in de CBb uitspraak. Bij de beoordeling of meerdere entiteiten als één onderneming kwalificeren, worden een aantal factoren in overweging genomen welke zijn ontwikkeld in Unierechtelijke rechtspraak. Er wordt met name gekeken naar de volgende factoren: Economische, organisatorische en functionele banden tussen de entiteiten; Mate van zeggenschap en controle; Gezamenlijk optreden op de markt. Gevolgen voor staatssteun De kwalificatie van meerdere rechtspersonen als één onderneming binnen het staatssteunrecht, kan negatieve gevolgen hebben voor de hoogte van de steunverlening. De steun die deze afzonderlijke rechtspersonen hebben ontvangen dient in dergelijke gevallen bij elkaar opgeteld te worden om te bepalen of de steun onder toepasselijke steunplafonds blijft. In de CBb uitspraak heeft dat negatief uitgepakt voor Onderneming X, die wegens een groepssamenstelling uit het verleden een lagere subsidievaststelling heeft ontvangen. Ook indirecte steunverlening dient in dergelijke gevallen in acht genomen te worden. Conclusie Voor bedrijven die mogelijk staatssteun ontvangen, is het cruciaal om de onderlinge verbanden tussen verschillende entiteiten zorgvuldig te analyseren. Indien hier onvoldoende aandacht aan wordt besteed, kan dit leiden tot onrechtmatige staatssteun en terugvorderingsrisico’s. Dit is bijvoorbeeld het geval als steunplafonds worden overschreden doordat steunverleningen aan verschillende entiteiten bij elkaar opgeteld moeten worden binnen de kaders van het staatssteunrecht. Heeft u vragen over dit onderwerp? Wenst u meer te weten over de kwalificatie van meerdere entiteiten als één onderneming ten behoeve van staatssteun? Neem gerust contact op met Monika Beck of één van onze andere staatssteunspecialisten.
Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
ACM 2025: Digitale rechten, groene toekomst en eerlijke deals
De Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) heeft onlangs haar agenda voor 2025 bekendgemaakt (link). Deze agenda schetst de prioriteiten en focusgebieden van de toezichthouder voor de komende jaren. De ACM wenst zich onder andere klaar te maken voor de uitdagingen van onze tijd en heeft in dat kader drie focuspunten gedefinieerd. Ook zijn er plannen om in bepaalde sectoren marktonderzoeken uit te voeren. In onderstaande blog leest u wat de ACM komend jaar van plan is te gaan doen, en wat dit voor u kan betekenen. Focuspunten voor 2025 De ACM zal zich dit jaar concentreren op een drietal belangrijke maatschappelijk thema’s. Op deze wijze wenst de ACM een gezonde werking van deze markten te verzekeren, en de belangen van consumenten in deze snel ontwikkelende thema’s te beschermen. De focus ligt dit jaar op: Het stimuleren van een open en eerlijke digitale economie; Het versnellen van de energietransitie; en Het ontwikkelen van een duurzamere economie. De focuspunten voor 2025 zijn een voortzetting van de focus werkzaamheden voor 2024 (link). De focus uit 2024 wordt in 2025 nader geduid door meer specifieke en gerichte acties, met een sterkere nadruk op digitale innovatie, energieflexibiliteit en duurzaamheid in de toeleveringsketen. Digitale economie De Nederlandse economie wordt steeds meer gedigitaliseerd. Dit brengt enerzijds mogelijkheden tot economische groei en innovatie, maar brengt anderzijds ook risico’s met zich mee. De ACM zal daarom aandacht besteden aan het beschermen van consumenten, met name kwetsbare groepen zoals minderjarigen, en tegelijkertijd economische groei en innovatie te bevorderen. Aandachtspunten hierbij zijn onder andere: Meer toezicht op grote techbedrijven om machtsmisbruik te voorkomen; Optreden tegen misbruik, misleiding en manipulatie bij online verkoop en gaming; en Versterking van databescherming en privacyrechten van consumenten. Energietransitie Ook een snelle energietransitie heeft de ACM hoog in het vaandel staan. De ACM streeft naar een betrouwbare en duurzame energievoorziening voor alle mensen en bedrijven, nu en in de toekomst. In dat kader is de ACM onder andere van plan om komend jaar netcongestie te verminderen en flexibel netgebruik te verbeteren. Daarnaast zal de ACM duurzame energiebronnen stimuleren en nieuwe reguleringsmethodes ontwerpen voor netbeheerders voor toekomstbestendige infrastructuur. Duurzame economie De ACM ondersteunt de ontwikkeling van een duurzame economie. De focus ligt daarbij op het waarborgen van een gelijk speelveld tussen bedrijven en geven van duidelijkheid voor bedrijven bij samenwerking om duurzaamheidsdoeleinden binnen de mededingingsregels. Ook wil de ACM ervoor zorgen dat consumenten kunnen vertrouwen op duurzaamheidsinformatie van bedrijven. Marktonderzoeken In 2025 start de ACM vijf nieuwe algemene marktonderzoeken. Specifiek gaat zij kijken naar (i) dierenartspraktijken, (ii) (digitale) leermiddelen, (iii) computergestuurde consumentenprijzen, (iv) het budgetsegment voor vast internet en (v) de ontwikkeling van de waterstofmarkt. Op deze wijze kan de ACM zonder concrete vermoedens van overtredingen kijken naar het (dis)functioneren van deze markten. Zo speelt in de markt voor dierenartspraktijken dat veel praktijken de laatste jaren in handen zijn geraakt van investeringsfondsen, wat mogelijk tot forse prijsstijgingen heeft geleid. De ACM zal bij haar marktonderzoeken gebruik maken van haar nieuwe “Werkwijze marktonderzoek” welke in februari 2025 is gepubliceerd (link). In dit document beschrijft de ACM de redenen voor (de selectie van) marktonderzoeken en het proces van marktonderzoeken. Wat betekent dit voor u? De agenda van de ACM voor 2025 kan voor verschillende partijen van betekenis zijn. Voor ondernemingen is waarschijnlijk dat er verhoogde compliance-eisen zullen worden ingevoerd, met name in de digitale sector. Ook kan meer handhaving worden verwacht ten aanzien van verspreiding van (online) desinformatie over duurzaamheidsaspecten of bij wangedrag met betrekking tot online verkoop of gaming. Daarnaast worden voor ondernemingen meer kansen gecreëerd om duurzaamheidsinitiatieven te realiseren en wenst de ACM een gezond marktklimaat te stimuleren. Ook de consument kan enige verandering verwachten. Zo is bescherming van de consumentenrechten (met name binnen de focusgebieden) één van de prioriteiten van de ACM, en is zij van plan door middel van onder andere de marktonderzoeken gezonde markten en prijsvorming te realiseren voor de consument. Voor de bedrijven in de sectoren die door de ACM onderzocht worden, betekent dit dat zij vragen van de ACM moeten beantwoorden. Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als bedrijf ondersteuning nodig bij het contact met de ACM? Neem dan gerust contact op met Monika Beck of één van onze andere specialisten.
la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
De Autoriteit Consument & Markt verduidelijkt het meldingsproces voor transacties
Op 19 december 2024 heeft de Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) bekendgemaakt dat zij het meldingsproces voor concentraties heeft verduidelijkt en geactualiseerd (link). Een concentratie is een fusie, een overname of het opzetten van een joint venture Achtergrond Op grond van de Nederlandse mededingingswet moeten bedrijven een fusie, overname of joint venture bij de ACM melden als zij voldoen aan de volgende twee voorwaarden: de bedrijven die samengaan hebben bij elkaar wereldwijd een jaaromzet van 150 miljoen euro of meer én minimaal 2 van de bedrijven die samengaan hebben elk in Nederland een jaaromzet van 30 miljoen euro of meer. Deze melding vindt plaats door het indienen van een meldingsformulier. In dit formulier verstrekken de partijen bij de transactie (bijvoorbeeld) gegevens over de partijen en hun activiteiten, de markten waarop zij actief zijn en welke positie de partijen na de transactie op deze markten innemen (en of dat problematisch is of niet). De melding bij de ACM staat los van een melding bij bijvoorbeeld de Nederlandse Zorgautoriteit of het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). Zie over een melding bij het BTI op grond van de Wet vifo onze vorige blog (link). Huidige praktijk In de huidige praktijk was het reeds gebruikelijk om (informeel) contact te zoeken met de ACM om een melding alvast aan te kondigen. Vaak werd dan door (een gemachtigde van) partijen ook al direct van de gelegenheid gebruik gemaakt om (summiere) informatie over de melding te verstrekken, zoals informatie over de partijen, (het gebrek aan) overlap op het gebied van activiteiten van partijen en het type transactie. Dit contactmoment kon vooral de snelheid bij niet-problematische meldingen ten goede komen (mits vooraf voldoende informatie werd verstrekt). Nieuwe praktijk De ACM heeft deze aankondiging voor elke melding nu verplicht gesteld en geformaliseerd door middel van een intakeformulier op haar website (link). Dit intakeformulier moet “ongeveer een week” voor de officiële melding worden ingevuld. Hiermee geven bedrijven alvast relevante informatie aan de ACM, bijvoorbeeld over het type transactie en over de activiteiten van de betrokken bedrijven. Een praktische toevoeging is ook dat partijen vooraf kunnen aangeven of zij bepaalde vragen in het meldingsformulier niet kunnen beantwoorden. Zo komt het bijvoorbeeld vaak voor dat partijen geen directe contactgegevens hebben van hun concurrenten op de markt, terwijl de ACM die informatie volgens het meldingsformulier wel moet ontvangen. In onze ervaring was de ACM in het verleden overigens bij niet-problematische meldingen niet erg strikt bij de beantwoording van deze vraag. Partijen kregen in dat geval meestal een (impliciete) ontheffing om deze gegevens te verstrekken. Vanaf nu neemt de ACM expliciet contact op met partijen om het verzoek tot het onbeantwoord te laten van vragen af te wijzen of toe te wijzen. Ten slotte heeft de ACM van de gelegenheid gebruik gemaakt om het meldingsformulier meer aan te laten sluiten op het meldingsformulier van de Europese Commissie. Zo verplicht de ACM de partijen nu in het meldingsformulier om een samenvatting op te stellen voor de Staatscourant en moeten de NACE codes (i.e., activiteitcodes van een bedrijf link) worden opgenomen. De Europese Commissie vraagt vergelijkbare informatie op in haar eigen meldingsformulier. Analyse Wij verwelkomen deze ontwikkelingen. Dit is de meest recente stap in een langer lopend proces van de ACM om het meldingsproces te vereenvoudigen. Tegelijkertijd verlagen hiermee de lasten voor bedrijven tijdens de meldingsprocedure. Dit proces begon een aantal jaar terug met de mogelijkheid om een melding digitaal bij de ACM in te dienen. Het heeft nu tot een intakeformulier op haar website geleid. Vooral voor de meldingen waar de ACM direct al geen problemen ziet (bijvoorbeeld omdat de partijen bij de transactie geen overlap hebben in hun activiteiten), zullen deze maatregelen naar verwachting leiden tot snellere doorlooptijden. Tegelijkertijd geeft dit de ACM meer ruimte voor de meldingen die problematischer lijken. Vragen Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als bedrijf ondersteuning nodig met een melding bij de ACM? Neem dan gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.
la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
Toepassing Wet vifo mogelijk uitgebreid
Op 19 december 2024 heeft minister Beljaarts van Economische Zaken officieel aangekondigd het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (“Wet vifo”) te willen uitbreiden. Hiervoor zal de Wet vifo moeten worden gewijzigd.  Achtergrond De Wet vifo is ingevoerd om de Nederlandse overheid meer controle te geven over fusies en overnames door (buitenlandse) partijen die mogelijk de nationale veiligheid van Nederland kunnen aantasten. Bij een overname of fusie van een onderneming uit een bepaalde (gevoelige) sector, moet de koper daarom de transactie vooraf melden bij het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). De transactie mag pas worden uitgevoerd/afgerond als het BTI heeft geoordeeld dat er geen nationale veiligheidsrisico’s zijn of dat eventuele risico’s op een beheersbare manier zijn afgedekt (dit heet de standstill-verplichting). Huidig toepassingsbereik Volgens de huidige Wet vifo dient een transactie bij het BTI gemeld te worden als de doelwitonderneming actief is in één van de volgende sectoren (of specifiek is aangewezen in de Wet vifo):  Warmtetransport, kernenergie, luchthaven Schiphol, haven van Rotterdam, bankensector, infrastructuur voor de financiële markt, winbare energie of gasopslag;  actief is op het gebied van (zeer) sensitieve technologie (dual-use producten, militaire goederen, kwantumtechnologie, fotonicatechnologie, semiconductortechnologie en high assurance-producten); of  beheerder van een bedrijfscampus.  Al met al een ruime lijst, die de grootste en belangrijkste ondernemingen omvat die in Nederland gevestigd zijn. Voorbeelden zijn Schiphol en de haven van Rotterdam maar ook ASML en kerncentrale Borssele.   Uitbreiding toepassingsbereik In essentie wil de wetgever het toepassingsbereik van de Wet vifo uitbreiden naar meer technologische sectoren. Het wetsvoorstel, wat nog ter consultatie wordt gelegd, voegt tevens biotechnologie, AI, geavanceerde materialen en nanotechnologie, sensor- en navigatietechnologie en nucleaire technologie met medisch gebruik toe aan de reikwijdte van de Wet vifo. Een voorbeeld van nucleaire technologie met medisch gebruik is de kernreactor in Petten. Deze reactor produceert isotopen voor medische gebruik voor een groot deel van de kankerpatiënten wereldwijd. Onder het nieuwe voorstel zou de verkoop van die reactor ook getoetst moeten worden door het BTI. Het is mogelijk dat deze wetswijziging van de Wet vifo al op 1 juli 2025 in werking treedt.     Vragen Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als onderneming ondersteuning nodig bij de meldingsprocedure met het BTI? Neem gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.
Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
Rapportageverplichtingen bij DAEB-steun
Overheden kunnen onder omstandigheden staatssteun verlenen aan ondernemingen voor het verrichten van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Steun voor DAEB vormt een uitzondering op het staatssteunverbod mits aan alle daaraan gestelde voorwaarden wordt voldaan. Eén van deze voorwaarden voor steunverlening onder het DAEB Vrijstellingsbesluit is een tweejaarlijkse rapportageverplichting voor de steunverlener. In de praktijk blijkt deze verplichting niet altijd even goed bekend bij steunverleners. Wij brengen deze dan ook graag bij u onder de aandacht in deze blog. Wat is staatssteun? Het staatssteunrecht is gericht op het beschermen van de mededinging door oneerlijke bevoordeling van bepaalde ondernemingen door overheden te voorkomen. Dit wordt bereikt door middel van het staatssteunverbod uit art. 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond van art. 107 lid 1 VWEU is sprake van staatssteun indien aan de volgende vijf cumulatieve voorwaarden is voldaan: De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht; De steun wordt door staatsmiddelen bekostigd; Met de steun ontvangt de onderneming een economisch voordeel dat niet via de commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit); De steun is selectief: het geldt voor één of enkele onderneming(en) of een specifieke sector/regio; De steun kan de mededinging vervalsen en kan het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie ongunstig beïnvloeden (interstatelijk effect). Indien aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, is de steun verboden, tenzij deze door de Europese Commissie wordt goedgekeurd of een geslaagd beroep kan worden gedaan op een uitzonderingsgrond. Voor het schenden van het staatssteunverbod is niet relevant in welke vorm de steun plaatsvindt; er kan sprake zijn van een positieve prestatie, zoals een subsidie, maar ook het ontnemen van kosten die een onderneming doorgaans in de normale bedrijfsvoering maakt, kan kwalificeren als staatssteun. Steun voor DAEB Sommige economische activiteiten dienen een bepaald publiek belang maar zijn onrendabel. Denk aan de exploitatie van een buslijn op een traject met weinig inwoners of bepaalde postdiensten. Voor dergelijke activiteiten bestaan uitzonderingen op het staatssteunverbod, zodat deze openbaredienstverplichtingen uitgeoefend kunnen worden in het algemeen belang. Er bestaan drie typen DAEB-steun: DAEB de-minimissteun Op basis van deze uitzondering mag één onderneming die een DAEB verricht in één lidstaat maximaal € 750.000,– aan steun ontvangen over een periode van drie kalenderjaren. Het DAEB-vrijstellingsbesluit Op grond van deze uitzondering kan een onderneming formeel belast worden met de uitoefening van een DAEB in een aanwijzingsbesluit. Voor het uitoefenen van deze specifieke DAEB kan de betreffende onderneming maximaal € 15 miljoen per jaar aan DAEB-steun ontvangen, gedurende een periode van maximaal 10 jaar, ter compensatie voor het uitoefenen van de DAEB. Er dient geen sprake te zijn van overcompensatie. Over steun die is verleend onder het DAEB Vrijstellingsbesluit dient tweejaarlijks gerapporteerd te worden. De DAEB-kaderregeling Deze uitzondering is van toepassing bij compensatie voor het verrichten van een DAEB welke het bedrag van het vrijstellingsbesluit (€ 15 miljoen per jaar) overschrijdt, welke voor een periode langer dan 10 jaar wordt verleend, of welke wordt verleend binnen categorieën die zijn uitgesloten in het vrijstellingsbesluit. Dergelijke steun dient ter goedkeuring bij de Europese Commissie te worden aangemeld. Rapportageverplichting bij steun onder het DAEB Vrijstellingsbesluit Een aanzienlijk deel van DAEB-steun is vrijgesteld onder het DAEB Vrijstellingsbesluit. Deze uitzonderingsgrond vereist dat voorafgaand aan steunverlening de nodige vastlegging van de specificaties van de steun plaatsvindt in een aanwijzingsbesluit, maar vereist dus ook achteraf verslaglegging middels een rapportageverplichting. De rapportageverplichting geldt strikgenomen voor de lidstaat. De lidstaten zijn op grond van artikel 9 van het Vrijstellingsbesluit verplicht om tweejaarlijks aan de Europese Commissie te rapporteren over de uitvoering van het vrijstellingsbesluit, waaronder een beschrijving van de toepassing van de vrijstellingsbesluit, het totale bedrag aan steun verleend onder het vrijstellingsbesluit en eventuele moeilijkheden of klachten in relatie tot steun verleend onder het besluit. De centrale overheid beschikt echter niet over alle informatie met betrekking tot steunverleningen door decentrale overheden. Het is dan ook van belang dat decentrale overheden/steunverleners rapporteren over de steun die zij hebben verleend, zodat de centrale overheid aan haar verplichtingen jegens de Europese Commissie kan voldoen. Dit geschiedt via het Coördinatiepunt staatssteun decentrale overheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Kenniscentrum Europa Decentraal. Hoe werkt rapporteren? Voor rapporteren in het kader van het DAEB Vrijstellingsbesluit, dienen decentrale overheden ieder even jaar (2024, 2026, etc.) de benodigde gegevens bij Kenniscentrum Europa Decentraal aan te leveren. Deze worden door het Kenniscentrum gecontroleerd en doorgezet naar het ministerie van BZK. De gegevens omvatten onder andere het aantal steunmaatregelen verleend onder het DAEB Vrijstellingsbesluit, de steunbedragen, de duur van de maatregelen en de economische sectoren waarbinnen de steun is verleend. Het is dus van belang dat decentrale overheden een goede administratie bijhouden van de jaarlijkse steunverleningen, zodat aan de rapportageverplichting kan worden voldaan. Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als decentrale overheid ondersteuning nodig bij het opstellen van de rapportage inzake DAEB-steun? Neem gerust contact op met Monika Beck of een van onze andere staatssteun specialisten.