Ontwerp zonder titel (14)

Mededinging & EU

Het team mededinging & staatssteun bestaat uit ervaren advocaten en biedt diepgaande expertise rondom alle aspecten van het mededingings- en staatssteunrecht. Wij staan overheden, branche-organisaties en ondernemingen bij in Europeesrechtelijke vraagstukken. Dit varieert van juridische advisering bij onduidelijkheden bij toepassing van het recht tot aan bijstand bij een inval en/of handhaving door een toezichthouder (ACM, Europese Commissie, OLAF, Europees Openbaar Ministerie). Klik hier voor meer informatie over een inval.

Wij hebben ervaring met vaak complexe vraagstukken rondom fusietoezicht, misbruik van machtspositie en staatssteunregels en adviseren u over de best te volgen strategie. Waar nodig staan wij u bij voor zowel nationale rechters, als het Hof van Justitie van de EU. Wij ondersteunen u in contacten en/of procedures met betrokken toezichthouders.  

Binnen het team Europees recht beschikken wij over relevante expertise op onder meer het mededingingsrecht, staatssteunrecht, de wet markt en overheid, het aanbestedingsrecht en het Didam-arrest. Door te werken in multidisciplinaire teams, kunnen wij cliënten integraal adviseren en bijstaan.  

Hiervoor kunt u bij ons terecht

Wij adviseren ondernemingen over de inrichting van distributiekanalen binnen een internationale / Europese setting. Gedacht kan worden aan onder meer distributieovereenkomsten, franchiseovereenkomsten, agentuurovereenkomst. Wij toetsen samenwerkingsafspraken tussen concurrenten, licentie-overeenkomsten, toeleveringsovereenkomsten, onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten, productieovereenkomsten en meer. 

Wij leggen graag aan u uit welke afspraken u wel en niet mag maken. Wij brengen in kaart of de afspraken in uw overeenkomst in overeenstemming zijn met het mededingingsrecht en denken graag mee over de toepassing van uitzonderingsgronden 

Naast het toetsen van overeenkomsten, adviseren wij ondernemingen en brancheverenigingen omtrent compliance met het mededingingsrecht. Wij adviseren omtrent (concurrentiegevoelige) informatie-uitwisseling tussen ondernemingen en/of binnen een branchevereniging, besluiten van een branchevereniging en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen om gedrag te coördineren. Ook staan wij u graag bij het opstellen van compliance-regelingen en/of het geven van cursussen en voorlichting aan uw organisatie en medewerkers om ongeoorloofde afspraken te voorkomen.

Fusies, overnames en joint ventures boven een bepaalde omvang moeten ter goedkeuring aan een mededingingsautoriteit voorgelegd worden. Of goedkeuring van de Autoriteit Consument en Markt, de Europese Commissie of de NZa nodig is, is afhankelijk van de omzet en/of de sector van de bij de fusie of overname betrokken ondernemingen. Wij brengen in kaart of sprake is van een meldingsplichtige concentratie en ondersteunen u bij het doorlopen van de meldingsprocedure. Tegenwoordig vindt onder de Foreign Subsidy Regulation en onder de Wet Vifo toetsing plaats van investeringen in bepaalde sectoren. Ook daarin kunnen wij u adviseren en begeleiden. Ten slotte staan wij ook voor u klaar als u bezwaar wilt maken tegen de fusie of overname van concurrenten. 

Overtreding van de mededingingsregels kan leiden tot hoge boetes, reputatieschade, bestuurdersaansprakelijkheid en schadevergoedingsprocedures. Wij staan voor u klaar als de Autoriteit Consument en Markt (ACM) of andere (Europese) toezichthouders een onderzoek starten naar uw onderneming. Wij brengen de risico’s in kaart en adviseren over de te nemen stappen. Ook begeleiden wij u als u een klacht wilt indienen bij de ACM of Europese Commissie over een concurrent die zijn machtspositie misbruikt en/of over (verboden) kartelafspraken.

Staatssteun kan leiden tot oneerlijke concurrentie doordat de overheid een onderneming bevoordeelt, bijvoorbeeld in de vorm van subsidie, garantie, optie, grondtransactie, geldlening en belastingen. Om die reden is staatsteun in beginsel verboden, tenzij sprake is van een uitzondering. Een overeenkomst in strijd met de staatssteunregels leidt in beginsel tot nietigheid van de afspraken. Dat kan ertoe leiden dat jaren na het sluiten van een overeenkomst, ongedaanmakingsverplichtingen ontstaan met schade voor alle betrokken partijen. De Europese Commissie controleert in de eerste plaats de uitvoering van staatssteun, maar ook bij de civiele rechter wordt geprocedeerd over (de gevolgen van) onrechtmatige staatssteun.   

Wij helpen nationale en internationale ondernemingen, overheden en instellingen met praktische adviezen over de staatssteunregels. Zo brengen wij voor u in kaart of sprake is van staatssteun, hoe deze binnen de geldende kaders en uitzonderingen kan worden vorm gegeven om ongeoorloofde staatssteun te voorkomen en of u een voorgenomen steunmaatregel moet melden bij de Europese Commissie. Ook staan wij belanghebbenden bij die worden geschaad door mogelijk ongeoorloofde staatssteun aan concurrenten en/of andere ondernemingen. 

Het doel van de wet Markt en Overheid is om oneerlijke concurrentie door de overheid te voorkomen als zij economische activiteiten uitvoert. De wet omschrijft een aantal gedragsregels waaraan de overheid moet voldoen als zij met ondernemers concurreert. Deze regels gelden voor de Rijksoverheid, provincies, gemeenten, waterschappen, zelfstandige bestuursorganen en samenwerkingsverbanden tussen overheden. Wij helpen overheden met het correct toepassen van deze gedragsregels, advisering over toepassing van uitzonderingen in het algemene belang en staan ondernemers bij als zij vermoeden dat sprake is van oneerlijke concurrentie door de overheid.

Wij adviseren ook over alle overige aspecten van het Europese recht. Gedacht kan worden aan de toepassing en uitleg van verdragen, verordeningen, richtlijnen, mededelingen. Voorbeelden hiervan zijn de toepassing van de dienstenrichtlijn, (Russische) sanctiewetgeving en toepassing op ondernemers, financieel reglement van de Europese Commissie en agentschappen, vrij verkeerbepalingen (werknemers, kapitaal, vestiging, goederen). Wij hebben ervaring met Europese subsidieregels en ruime ervaring met betrokken instanties als de Europese Commissie, OLAF, agentschappen (REA, HaDEA). 

Bel: 0172-503 250

Publicaties

Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
Staatssteun: meerdere ondernemingen, één steunbegunstigde
In een recente uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) is het belang van het “ondernemingsbegrip” binnen het staatssteunrecht benadrukt. Dit met name wat betreft de situatie waarin meerdere entiteiten als één onderneming worden beschouwd. In zulke gevallen dient alle steun die deze entiteiten hebben ontvangen bij elkaar opgeteld te worden, aangezien zij kwalificeren als één onderneming en dus één begunstigde van steun. Dit kan gevolgen hebben voor bijvoorbeeld toepassing van steunplafonds. De uitspraak biedt dan ook belangrijke inzichten voor bedrijven die onderdeel uitmaken van een groep en mogelijk staatssteun ontvangen. De uitspraak van het CBb In de uitspraak van 20 februari 2025 (ECLI:NL:CBB:2025:76) behandelde het CBb een zaak waarin een onderneming (hierna: Onderneming X) beroep in heeft gesteld tegen een besluit van de minister van Economische Zaken waarin een TVL-subsidie (Tegemoetkoming Vaste Lasten) van Onderneming X is herzien en lager is vastgesteld. Op basis van dit besluit werd een bedrag van € 333.831,48 van de als voorschot ontvangen TVL-subsidie van Onderneming X teruggevorderd wegens overschrijden van het steunplafond. De minister kwam tot dit besluit aangezien Onderneming X onderdeel uitmaakte van een groep welke tot 1 december 2021 bestond uit Onderneming X, Onderneming Y en Onderneming Z. Onderneming Z is per 1 december 2021 ontbonden. Alle drie de ondernemingen hebben over verschillende perioden subsidie ontvangen op grond van de TVL-regeling. Deze TVL-regeling gaf vanaf juni 2020 financiële ondersteuning aan ondernemers met omzetverlies door coronamaatregelen. Volgens de minister was in voorliggend geval het tot en met Q1 van 2022 geldende steunplafond van € 2,3 miljoen overschreden met de TVL-subsidie aan Onderneming X. Onderneming X meende dat de terugvordering van een deel van haar subsidie onrechtmatig is, aangezien de subsidies ontvangen door Onderneming Z niet bij de totale door de groep ontvangen subsidies mogen worden opgeteld. Onderneming Z was immers per 1 december 2021 ontbonden waardoor zij op moment van zowel subsidieverlening als subsidievaststelling van de aan Onderneming X verstrekte subsidie niet tot de groep behoorde. Het CBb volgt het standpunt van Onderneming X niet en bevestigt het oordeel van de minister. De rechter oordeelde dat de drie ondernemingen als één onderneming kwalificeren in het staatssteunrecht, en dat de totale aan hen verleende steun het steunplafond niet mag overschrijden. Overschrijding van het steunplafond zou resulteren in ongeoorloofde staatssteun. Dat Onderneming Z op moment van subsidieverlening en subsidievaststelling geen onderdeel meer uitmaakte van de groep wegens ontbinding maakt dit niet anders. Doordat Onderneming Z is opgehouden te bestaan zijn de aan haar (eerder) verstrekte TVL-subsidies niet onttrokken aan de groep. Deze komen als het ware (in)direct ten goede aan de groep. Dit is ook het geval als het saldo van ontbinding is gebruikt om een belastingschuld van Onderneming Z te betalen. Ook dan kan de subsidie die door Onderneming Z is ontvangen voorafgaand aan ontbinding, (in)direct voordeel verschaffen aan de rest van de groep. Het CBb heeft gelet op het voorgaande geoordeeld dat de herziening en lagere vaststelling van de subsidie aan Onderneming X terecht is. Vaststelling van een hoger bedrag zou volgens het CBb dus ongeoorloofde staatssteun opleveren. Definitie van een onderneming binnen het staatssteunrecht In het staatssteunrecht wordt een onderneming gedefinieerd als elke eenheid die een economische activiteit uitvoert, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering. Op basis van Unierechtelijke rechtspraak wordt het uitvoeren van economische activiteiten gedefinieerd als het aanbieden van goederen en/of diensten op een markt. Het ondernemingsbegrip binnen het staatssteunrecht is dus erg ruim, en kan vrijwel alle rechtsvormen omvatten, ongeacht of de betreffende entiteit een winstoogmerk heeft of niet. Iedere aanbieder van een goed of dienst op een markt, is in theorie een onderneming binnen het staatssteunrecht. Meerdere entiteiten als één onderneming Binnen het staatssteunrecht geldt dat meerdere afzonderlijke rechtspersonen voor de toepassing van de staatssteunregels geacht kunnen worden één economische entiteit te vormen. Zij kwalificeren dan als het ware als één onderneming. Dit was ook het geval voor de ondernemingen die deel uitmaakten van de groep in de CBb uitspraak. Bij de beoordeling of meerdere entiteiten als één onderneming kwalificeren, worden een aantal factoren in overweging genomen welke zijn ontwikkeld in Unierechtelijke rechtspraak. Er wordt met name gekeken naar de volgende factoren: Economische, organisatorische en functionele banden tussen de entiteiten; Mate van zeggenschap en controle; Gezamenlijk optreden op de markt. Gevolgen voor staatssteun De kwalificatie van meerdere rechtspersonen als één onderneming binnen het staatssteunrecht, kan negatieve gevolgen hebben voor de hoogte van de steunverlening. De steun die deze afzonderlijke rechtspersonen hebben ontvangen dient in dergelijke gevallen bij elkaar opgeteld te worden om te bepalen of de steun onder toepasselijke steunplafonds blijft. In de CBb uitspraak heeft dat negatief uitgepakt voor Onderneming X, die wegens een groepssamenstelling uit het verleden een lagere subsidievaststelling heeft ontvangen. Ook indirecte steunverlening dient in dergelijke gevallen in acht genomen te worden. Conclusie Voor bedrijven die mogelijk staatssteun ontvangen, is het cruciaal om de onderlinge verbanden tussen verschillende entiteiten zorgvuldig te analyseren. Indien hier onvoldoende aandacht aan wordt besteed, kan dit leiden tot onrechtmatige staatssteun en terugvorderingsrisico’s. Dit is bijvoorbeeld het geval als steunplafonds worden overschreden doordat steunverleningen aan verschillende entiteiten bij elkaar opgeteld moeten worden binnen de kaders van het staatssteunrecht. Heeft u vragen over dit onderwerp? Wenst u meer te weten over de kwalificatie van meerdere entiteiten als één onderneming ten behoeve van staatssteun? Neem gerust contact op met Monika Beck of één van onze andere staatssteunspecialisten.
la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
De Autoriteit Consument & Markt verduidelijkt het meldingsproces voor transacties
Op 19 december 2024 heeft de Autoriteit Consument & Markt (“ACM”) bekendgemaakt dat zij het meldingsproces voor concentraties heeft verduidelijkt en geactualiseerd (link). Een concentratie is een fusie, een overname of het opzetten van een joint venture Achtergrond Op grond van de Nederlandse mededingingswet moeten bedrijven een fusie, overname of joint venture bij de ACM melden als zij voldoen aan de volgende twee voorwaarden: de bedrijven die samengaan hebben bij elkaar wereldwijd een jaaromzet van 150 miljoen euro of meer én minimaal 2 van de bedrijven die samengaan hebben elk in Nederland een jaaromzet van 30 miljoen euro of meer. Deze melding vindt plaats door het indienen van een meldingsformulier. In dit formulier verstrekken de partijen bij de transactie (bijvoorbeeld) gegevens over de partijen en hun activiteiten, de markten waarop zij actief zijn en welke positie de partijen na de transactie op deze markten innemen (en of dat problematisch is of niet). De melding bij de ACM staat los van een melding bij bijvoorbeeld de Nederlandse Zorgautoriteit of het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). Zie over een melding bij het BTI op grond van de Wet vifo onze vorige blog (link). Huidige praktijk In de huidige praktijk was het reeds gebruikelijk om (informeel) contact te zoeken met de ACM om een melding alvast aan te kondigen. Vaak werd dan door (een gemachtigde van) partijen ook al direct van de gelegenheid gebruik gemaakt om (summiere) informatie over de melding te verstrekken, zoals informatie over de partijen, (het gebrek aan) overlap op het gebied van activiteiten van partijen en het type transactie. Dit contactmoment kon vooral de snelheid bij niet-problematische meldingen ten goede komen (mits vooraf voldoende informatie werd verstrekt). Nieuwe praktijk De ACM heeft deze aankondiging voor elke melding nu verplicht gesteld en geformaliseerd door middel van een intakeformulier op haar website (link). Dit intakeformulier moet “ongeveer een week” voor de officiële melding worden ingevuld. Hiermee geven bedrijven alvast relevante informatie aan de ACM, bijvoorbeeld over het type transactie en over de activiteiten van de betrokken bedrijven. Een praktische toevoeging is ook dat partijen vooraf kunnen aangeven of zij bepaalde vragen in het meldingsformulier niet kunnen beantwoorden. Zo komt het bijvoorbeeld vaak voor dat partijen geen directe contactgegevens hebben van hun concurrenten op de markt, terwijl de ACM die informatie volgens het meldingsformulier wel moet ontvangen. In onze ervaring was de ACM in het verleden overigens bij niet-problematische meldingen niet erg strikt bij de beantwoording van deze vraag. Partijen kregen in dat geval meestal een (impliciete) ontheffing om deze gegevens te verstrekken. Vanaf nu neemt de ACM expliciet contact op met partijen om het verzoek tot het onbeantwoord te laten van vragen af te wijzen of toe te wijzen. Ten slotte heeft de ACM van de gelegenheid gebruik gemaakt om het meldingsformulier meer aan te laten sluiten op het meldingsformulier van de Europese Commissie. Zo verplicht de ACM de partijen nu in het meldingsformulier om een samenvatting op te stellen voor de Staatscourant en moeten de NACE codes (i.e., activiteitcodes van een bedrijf link) worden opgenomen. De Europese Commissie vraagt vergelijkbare informatie op in haar eigen meldingsformulier. Analyse Wij verwelkomen deze ontwikkelingen. Dit is de meest recente stap in een langer lopend proces van de ACM om het meldingsproces te vereenvoudigen. Tegelijkertijd verlagen hiermee de lasten voor bedrijven tijdens de meldingsprocedure. Dit proces begon een aantal jaar terug met de mogelijkheid om een melding digitaal bij de ACM in te dienen. Het heeft nu tot een intakeformulier op haar website geleid. Vooral voor de meldingen waar de ACM direct al geen problemen ziet (bijvoorbeeld omdat de partijen bij de transactie geen overlap hebben in hun activiteiten), zullen deze maatregelen naar verwachting leiden tot snellere doorlooptijden. Tegelijkertijd geeft dit de ACM meer ruimte voor de meldingen die problematischer lijken. Vragen Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als bedrijf ondersteuning nodig met een melding bij de ACM? Neem dan gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.
la gro Portret-7336
Arnout Koeman
Advocaat
Toepassing Wet vifo mogelijk uitgebreid
Op 19 december 2024 heeft minister Beljaarts van Economische Zaken officieel aangekondigd het toepassingsbereik van de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (“Wet vifo”) te willen uitbreiden. Hiervoor zal de Wet vifo moeten worden gewijzigd.  Achtergrond De Wet vifo is ingevoerd om de Nederlandse overheid meer controle te geven over fusies en overnames door (buitenlandse) partijen die mogelijk de nationale veiligheid van Nederland kunnen aantasten. Bij een overname of fusie van een onderneming uit een bepaalde (gevoelige) sector, moet de koper daarom de transactie vooraf melden bij het Bureau Toetsing Investeringen (“BTI”). De transactie mag pas worden uitgevoerd/afgerond als het BTI heeft geoordeeld dat er geen nationale veiligheidsrisico’s zijn of dat eventuele risico’s op een beheersbare manier zijn afgedekt (dit heet de standstill-verplichting). Huidig toepassingsbereik Volgens de huidige Wet vifo dient een transactie bij het BTI gemeld te worden als de doelwitonderneming actief is in één van de volgende sectoren (of specifiek is aangewezen in de Wet vifo):  Warmtetransport, kernenergie, luchthaven Schiphol, haven van Rotterdam, bankensector, infrastructuur voor de financiële markt, winbare energie of gasopslag;  actief is op het gebied van (zeer) sensitieve technologie (dual-use producten, militaire goederen, kwantumtechnologie, fotonicatechnologie, semiconductortechnologie en high assurance-producten); of  beheerder van een bedrijfscampus.  Al met al een ruime lijst, die de grootste en belangrijkste ondernemingen omvat die in Nederland gevestigd zijn. Voorbeelden zijn Schiphol en de haven van Rotterdam maar ook ASML en kerncentrale Borssele.   Uitbreiding toepassingsbereik In essentie wil de wetgever het toepassingsbereik van de Wet vifo uitbreiden naar meer technologische sectoren. Het wetsvoorstel, wat nog ter consultatie wordt gelegd, voegt tevens biotechnologie, AI, geavanceerde materialen en nanotechnologie, sensor- en navigatietechnologie en nucleaire technologie met medisch gebruik toe aan de reikwijdte van de Wet vifo. Een voorbeeld van nucleaire technologie met medisch gebruik is de kernreactor in Petten. Deze reactor produceert isotopen voor medische gebruik voor een groot deel van de kankerpatiënten wereldwijd. Onder het nieuwe voorstel zou de verkoop van die reactor ook getoetst moeten worden door het BTI. Het is mogelijk dat deze wetswijziging van de Wet vifo al op 1 juli 2025 in werking treedt.     Vragen Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als onderneming ondersteuning nodig bij de meldingsprocedure met het BTI? Neem gerust contact op met Arnout Koeman of één van onze andere specialisten.
Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
Rapportageverplichtingen bij DAEB-steun
Overheden kunnen onder omstandigheden staatssteun verlenen aan ondernemingen voor het verrichten van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Steun voor DAEB vormt een uitzondering op het staatssteunverbod mits aan alle daaraan gestelde voorwaarden wordt voldaan. Eén van deze voorwaarden voor steunverlening onder het DAEB Vrijstellingsbesluit is een tweejaarlijkse rapportageverplichting voor de steunverlener. In de praktijk blijkt deze verplichting niet altijd even goed bekend bij steunverleners. Wij brengen deze dan ook graag bij u onder de aandacht in deze blog. Wat is staatssteun? Het staatssteunrecht is gericht op het beschermen van de mededinging door oneerlijke bevoordeling van bepaalde ondernemingen door overheden te voorkomen. Dit wordt bereikt door middel van het staatssteunverbod uit art. 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Op grond van art. 107 lid 1 VWEU is sprake van staatssteun indien aan de volgende vijf cumulatieve voorwaarden is voldaan: De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht; De steun wordt door staatsmiddelen bekostigd; Met de steun ontvangt de onderneming een economisch voordeel dat niet via de commerciële weg zou zijn verkregen (non-marktconformiteit); De steun is selectief: het geldt voor één of enkele onderneming(en) of een specifieke sector/regio; De steun kan de mededinging vervalsen en kan het handelsverkeer tussen de lidstaten van de Europese Unie ongunstig beïnvloeden (interstatelijk effect). Indien aan alle bovenstaande voorwaarden is voldaan, is de steun verboden, tenzij deze door de Europese Commissie wordt goedgekeurd of een geslaagd beroep kan worden gedaan op een uitzonderingsgrond. Voor het schenden van het staatssteunverbod is niet relevant in welke vorm de steun plaatsvindt; er kan sprake zijn van een positieve prestatie, zoals een subsidie, maar ook het ontnemen van kosten die een onderneming doorgaans in de normale bedrijfsvoering maakt, kan kwalificeren als staatssteun. Steun voor DAEB Sommige economische activiteiten dienen een bepaald publiek belang maar zijn onrendabel. Denk aan de exploitatie van een buslijn op een traject met weinig inwoners of bepaalde postdiensten. Voor dergelijke activiteiten bestaan uitzonderingen op het staatssteunverbod, zodat deze openbaredienstverplichtingen uitgeoefend kunnen worden in het algemeen belang. Er bestaan drie typen DAEB-steun: DAEB de-minimissteun Op basis van deze uitzondering mag één onderneming die een DAEB verricht in één lidstaat maximaal € 750.000,– aan steun ontvangen over een periode van drie kalenderjaren. Het DAEB-vrijstellingsbesluit Op grond van deze uitzondering kan een onderneming formeel belast worden met de uitoefening van een DAEB in een aanwijzingsbesluit. Voor het uitoefenen van deze specifieke DAEB kan de betreffende onderneming maximaal € 15 miljoen per jaar aan DAEB-steun ontvangen, gedurende een periode van maximaal 10 jaar, ter compensatie voor het uitoefenen van de DAEB. Er dient geen sprake te zijn van overcompensatie. Over steun die is verleend onder het DAEB Vrijstellingsbesluit dient tweejaarlijks gerapporteerd te worden. De DAEB-kaderregeling Deze uitzondering is van toepassing bij compensatie voor het verrichten van een DAEB welke het bedrag van het vrijstellingsbesluit (€ 15 miljoen per jaar) overschrijdt, welke voor een periode langer dan 10 jaar wordt verleend, of welke wordt verleend binnen categorieën die zijn uitgesloten in het vrijstellingsbesluit. Dergelijke steun dient ter goedkeuring bij de Europese Commissie te worden aangemeld. Rapportageverplichting bij steun onder het DAEB Vrijstellingsbesluit Een aanzienlijk deel van DAEB-steun is vrijgesteld onder het DAEB Vrijstellingsbesluit. Deze uitzonderingsgrond vereist dat voorafgaand aan steunverlening de nodige vastlegging van de specificaties van de steun plaatsvindt in een aanwijzingsbesluit, maar vereist dus ook achteraf verslaglegging middels een rapportageverplichting. De rapportageverplichting geldt strikgenomen voor de lidstaat. De lidstaten zijn op grond van artikel 9 van het Vrijstellingsbesluit verplicht om tweejaarlijks aan de Europese Commissie te rapporteren over de uitvoering van het vrijstellingsbesluit, waaronder een beschrijving van de toepassing van de vrijstellingsbesluit, het totale bedrag aan steun verleend onder het vrijstellingsbesluit en eventuele moeilijkheden of klachten in relatie tot steun verleend onder het besluit. De centrale overheid beschikt echter niet over alle informatie met betrekking tot steunverleningen door decentrale overheden. Het is dan ook van belang dat decentrale overheden/steunverleners rapporteren over de steun die zij hebben verleend, zodat de centrale overheid aan haar verplichtingen jegens de Europese Commissie kan voldoen. Dit geschiedt via het Coördinatiepunt staatssteun decentrale overheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Kenniscentrum Europa Decentraal. Hoe werkt rapporteren? Voor rapporteren in het kader van het DAEB Vrijstellingsbesluit, dienen decentrale overheden ieder even jaar (2024, 2026, etc.) de benodigde gegevens bij Kenniscentrum Europa Decentraal aan te leveren. Deze worden door het Kenniscentrum gecontroleerd en doorgezet naar het ministerie van BZK. De gegevens omvatten onder andere het aantal steunmaatregelen verleend onder het DAEB Vrijstellingsbesluit, de steunbedragen, de duur van de maatregelen en de economische sectoren waarbinnen de steun is verleend. Het is dus van belang dat decentrale overheden een goede administratie bijhouden van de jaarlijkse steunverleningen, zodat aan de rapportageverplichting kan worden voldaan. Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u als decentrale overheid ondersteuning nodig bij het opstellen van de rapportage inzake DAEB-steun? Neem gerust contact op met Monika Beck of een van onze andere staatssteun specialisten.
Monika Beck
Monika Beck
Advocaat
Digital Markets Act - Wat betekent dit voor u?
Op 2 mei 2023 is de Digital Markets Act (DMA)[1] in werking getreden. Deze Europese verordening heeft tot doel de mededinging op de digitale markt eerlijk en goed functionerend te houden door regels te stellen voor zogenaamde ‘’Poortwachters’’. Poortwachters zijn grote digitale platforms die zogenaamde kernplatformdiensten aanbieden, zoals online zoekmachines of app stores, welke aanzienlijke macht op de markt bezitten. Om te voorkomen dat de poortwachters concurrenten dwarszitten met hun marktmacht, worden zij in de DMA aan verplichtingen en verboden gebonden. De DMA is onderdeel van het wetgevingspakket van de EU inzake digitale diensten en raakt aan verschillende mededingings- en privacyaspecten. Samen met de Digital Services Act (DSA) is het eerste ontwerp aangekondigd in 2021. De DMA moet samen met de DSA, AVG en de AI Act bijdragen aan eerlijke(re) mededinging op de digitale markten. In deze blog zetten wij voor u uiteen welke regels gelden voor de poortwachters, en hoe (kleinere) marktpartijen de DMA kunnen inzetten om oneerlijke concurrentie door poortwachters op digitale markten tegen te gaan. Wie zijn poortwachters? Poortwachters in de zin van de DMA zijn ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden en aan drie criteria voldoen: De onderneming heeft een omvang die van invloed is op de interne markt. De onderneming heeft controle over een belangrijke toegangspoort voor zakelijke gebruikers naar eindgebruikers. De onderneming heeft een bestendige en duurzame positie. De DMA schrijft tevens een lijst met kernplatformdiensten voor, waaronder onlinetussenhandelsdiensten, onlinezoekmachines, onlinesocialenetwerkdiensten en webbrowsers. Wordt aan bovenstaande criteria voldaan, dan kan de Europese Commissie de onderneming formeel aanwijzen als poortwachter, en dient de onderneming de verplichtingen uit de DMA na te leven. Momenteel zijn er door de Europese Commissie zeven ondernemingen met in totaal 24 diensten aangewezen als poortwachters in de zin van de DMA. Het betreft Alphabet (onder andere Google Search, YouTube), Amazon, Apple (onder andere Appstore), Booking (Booking.com), ByteDance (TikTok), Meta (onder andere Facebook, Whatsapp) en Microsoft (onder andere Windows, LinkedIn)[2]. Verplichtingen en verboden voor poortwachters De DMA bevat een uitgebreide lijst met praktijken van poortwachters die als oneerlijk worden gezien, en schrijft diverse verplichtingen aan de poortwachters voor. Poortwachters zijn verplicht om binnen zes maanden na het aanwijzingsbesluit aan deze verplichtingen te voldoen. Voor de initiële zes poortwachters is de zes maanden termijn op 6 maart 2024 verstreken. Booking is later als poortwachter aangewezen, en heeft nog tot 13 november 2024 om DMA-compliant te worden. Een aantal voorbeelden van verplichtingen voor poortwachters zijn: Het in staat stellen van derde partijen om in bepaalde specifieke situaties met de eigen diensten van de poortwachter samen te werken; Zakelijke gebruikers toegang verschaffen tot gegevens op het kennisplatform die deze gebruikers zelf genereren; Adverteerders en uitgevers die hun platform gebruiken, de nodige tools en informatie geven om advertenties zelf op het platform van de poortwachter te analyseren; Zakelijke gebruikers in staat stellen hun aanbod op het platform te promoten en buiten het platform contracten met klanten te sluiten. Voorbeelden van gedragingen waar poortwachters zich van dienen te onthouden zijn: Eigen diensten en producten op het platform hoger plaatsen of gunstiger behandelen dan vergelijkbare producten of diensten van derde partijen; Consumenten verbieden om buiten het platform om contact te leggen met bedrijven; Gebruikers verhinderen om automatische geïnstalleerde software of apps te verwijderen; Eindgebruikers buiten de kernplatformdienst van de poortwachters volgen met het oog op gerichte reclame, zonder dat effectieve toestemming is verleend. Verwerking van persoonsgegevens De DMA heeft tevens invloed op de wijze van verwerking van persoonsgegevens door poortwachters. De DMA omvat een aantal verplichtingen voor poortwachters die gericht zijn op het beschermen van de privacy van gebruikers. Deze verplichtingen zien erop toe dat poortwachters hun (dominante) positie niet misbruiken door gegevens van gebruikers verzameld in verschillende diensten te combineren voor commerciële doeleinden. Het betreft de volgende verplichtingen De poortwachter mag geen persoonsgegevens van eindgebruikers verwerken die gebruikmaken van diensten van derden via kernplatformdiensten met als doel online advertentiediensten aan te bieden; Persoonsgegevens van de kernplatformdienst mogen niet worden gecombineerd met persoonsgegevens van andere kernplatformdiensten, andere diensten van de poortwachter, of diensten van derden; Persoonsgegevens van de kernplatformdienst mogen niet worden gebruikt in andere afzonderlijke diensten van de poortwachter, inclusief andere kernplatformdiensten, en vice versa; Eindgebruikers mogen niet automatisch worden aangemeld bij andere diensten van de poortwachter met het doel persoonsgegevens te combineren. Onderzoeken van de Europese Commissie De Europese Commissie is bevoegd een onderzoek in te stellen naar de naleving van de DMA door poortwachters. Zij heeft inmiddels meerdere van dergelijke onderzoeken ingesteld. Bijvoorbeeld Apple is onderwerp van drie verschillende niet-nalevingsonderzoeken. In het kader van één van deze onderzoeken heeft de Europese Commissie op 24 juni 2024 voorlopige bevindingen gepubliceerd, waarin zij stelt dat de stuurregels van Apple gebruikt in de Apple App Store strijdig zijn met de DMA. Apple hanteert in de App Store momenteel drie typen zakelijke voorwaarden op grond waarvan het app-ontwikkelaars niet vrij staat om hun klanten vrij door te sturen naar alternatieve en/of goedkopere distributiekanalen. Ontwikkelaars kunnen bijvoorbeeld geen prijsinformatie verstrekken binnen de app of op een andere manier communiceren met hun klanten om aanbiedingen te promoten die beschikbaar zijn op alternatieve distributiekanalen. Dit vormt naar het voorlopige standpunt van de Europese Commissie een overtreding van de DMA. Apple heeft nu de mogelijkheid om zich te verweren, alvorens de Commissie definitief zal besluiten met betrekking tot eventuele niet-naleving en potentiële sancties.[3] Niet-naleving van de DMA Indien uit het onderzoek van de Europese Commissie volgt dat een poortwachter zich niet aan de regels uit de DMA houdt, kan de Europese Commissie daar straffen aan verbinden. De Europese Commissie kan geldboetes opleggen aan het platform, welke maximaal 10% van de totale wereldwijde jaaromzet van de onderneming bedragen of tot 20% in geval van herhaalde inbreuken. Ook kan de Europese Commissie besluiten een dwangsom op te leggen in de vorm van een periodieke financiële sanctie tot 5% van de gemiddelde dagelijkse omzet. Tot slot, kunnen bij systematische overtredingen van de DMA ook extra maatregelen worden opgelegd, welke zo ver kunnen gaan als een bevel tot verandering van gedraging of structuur van het betreffende platform. Handhaving In principe wordt naleving van de DMA gehandhaafd door de Europese Commissie. Wel bestaan er voor marktpartijen die last ondervinden van gedragingen van poortwachters verschillende tools aan de hand waarvan zij handhaving en/of naleving kunnen initiëren of stimuleren. Dit kan allereerst door te klagen bij nationale mededingingsautoriteiten, zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM) in Nederland. Deze mededingingsautoriteiten zijn aangewezen als nationale toezichthouders en beschikken over bevoegdheden om onderzoek te starten naar aanwijzing van ondernemingen als poortwachter, of naar gedragingen van reeds aangewezen poortwachters. Daarnaast kunnen concurrenten of andere benadeelden ook rechtstreeks naar de rechter stappen om naleving van de DMA af te dwingen, dan wel schadevergoeding te vorderen nadat schending van de DMA is vastgesteld. Dit kan onder andere in massaschadeclaims. Problemen ten aanzien van poortwachters? Ondervindt u belemmeringen door de dominante positie van poortwachters? Worden uw belangen als concurrent en/of consument geschaad door hun acties?  Wij denken graag met u mee over mogelijkheden om oneerlijke praktijken van poortwachters tegen te gaan, en eventuele schade vergoed te krijgen. Meer weten over dit onderwerp? Neem contact op met Monika Beck, Jiahui Plomp of één van onze andere specialisten. [1] Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van de Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (digitalemarktenverordening) (PbEU 2022, L 265/1). [2] Voor een actueel overzicht van aangewezen gatekeepers wordt verwezen naar de website van de Europese Commissie ‘’Gatekeepers’’ [https://digital-markets-act.ec.europa.eu/gatekeepers_en]. [3] Lees meer op Europese Commissie, Persbericht: Commissie stuurt Apple haar voorlopige bevindingen en opent aanvullend onderzoek wegens niet-naleving van de digitalemarktenverordening door Apple, 24 juni 2024 [https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/ip_24_3433].
La Gro – Pieter van den Oord
Pieter van den Oord
Advocaat
De nieuwe Europese drempelbedragen 2024/2025
Op 15 november 2023 heeft de Europese Commissie de nieuwe Europese drempelbedragen voor aanbesteden 2024 – 2025 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Dit is voor aanbestedende diensten van belang, aangezien de aanbestedingsrechtelijke drempels bepalen of een aanbestedende dienst de verplichting heeft om een Europese aanbestedingsprocedure te starten. Als de totaal geraamde waarde van een opdracht gelijk of hoger is dan het respectievelijke drempelbedrag, dan is de aanbestedende dienst gehouden tot een Europese aanbestedingsprocedure. Een aanbestedende dienst en de behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver zullen direct zien dat er sprake is van een verhoging van de Europese drempelbedragen voor de jaren 2024 en 2025. De nieuwe Europese drempelbedragen Concessies (artikel 8 Richtlijn 2014/23/EU) Het drempelbedrag voor werken betreft € 5.538.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit € 5.382.000. Klassieke overheidsopdrachten (artikel 4 Richtlijn 2014/24/EU) Het drempelbedrag voor werken betreft € 5.538.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit €5.382.000,-. Het drempelbedrag voor leveringen en diensten door de centrale overheid betreft € 143.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit €140.000,-. Het drempelbedrag voor leveringen en diensten door de decentrale overheid betreft € 221.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit €215.000,-. Gesubsidieerde opdrachten (artikel 13 Richtlijn 2014/24/EU) Het drempelbedrag voor werken waarbij de aanbestedende dienst rechtstreeks meer dan 50% subsidieert betreft € 5.538.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit €5.382.000,-. Het drempelbedrag voor diensten waarbij een aanbestedende dienst rechtstreeks meer dan 50% subsidieert betreft € 221.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit €215.000,-. Sociale en andere specifieke diensten (artikel 4 sub d Richtlijn 2014/14/EU) Het drempelbedrag voor overheidsopdrachten voor sociale en andere specifieke diensten blijft ongewijzigd. Voor 2024 en 2025 geldt daarom wederom het drempelbedrag van € 750.000. Water-, energie-, vervoer- en postsector (artikel 15 Richtlijn 2014/25/EU) Het drempelbedrag voor werken betreft € 5.538.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit € 5.382.000. Het drempelbedrag voor leveringen, diensten en prijsvragen betreft € 443.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit € 431.000. Defensie en veiligheid (artikel 8 Richtlijn 2009/81/EU) Het drempelbedrag voor werken betreft € 5.538.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit € 5.382.000. Het drempelbedrag voor opdrachten voor leveringen en diensten betreft € 443.000. Voor de jaren 2022 en 2023 was dit € 431.000. Vragen? Heeft u vragen over de (nieuwe) Europese aanbestedingsdrempels of andere aanbesteding-gerelateerde vragen, neem dan vrijblijvend contact met Marnix van Hemert, [email protected], of een van onze andere aanbestedingsrecht specialisten.