Ontwerp zonder titel (12)

Bouwrecht

De bouwsector is volop in beweging. Met ambitieuze bouwopgaven en toenemende aandacht voor klimaatverandering, natuur, milieu en verduurzaming, wordt de wet- en regelgeving steeds complexer. Ons bouwrechtteam helpt u bij deze uitdagingen en biedt praktische oplossingen voor juridische vraagstukken in elke fase van het bouwproces. 

Ons team

Onze werkwijze

Wij schakelen snel, denken mee over de koers en geven helder, toepasbaar advies. Ons team verdiept zich in uw organisatie en doelen, zodat wij advies op maat kunnen bieden. Of het nu gaat om strategisch advies, contractvorming of geschillenbeslechting, wij zorgen voor een soepel en efficiënt juridisch proces. 

Onze ervaring

Al ruim honderd jaar adviseert ons kantoor onder andere aannemers, architecten, bouwbegeleiders, constructeurs, ontwikkelaars en overheden over al hun bouw gerelateerde vraagstukken. Van het opstellen van aanbestedings– en projectdocumentatie, het begeleiden van aanbestedingen en het toetsen of opstellen van bouwcontracten tot het bijstaan in procedures bij de overheidsrechter en de Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen.   

Onze kracht

Onze kracht ligt in de combinatie van diepgaande kennis van het bouwrecht en ervaring met zowel publieke als private partijen. Wij begrijpen de dynamiek van bouwprojecten en weten hoe we juridische trajecten soepeler en sneller kunnen laten verlopen. Zo zorgen wij voor concrete oplossingen die aansluiten bij uw ambities. 

Bouwprojecten

Bij bouwprojecten spelen juridische vraagstukken zoals bouwcontracten, vergunningen en geschillen een grote rol. Ons bouwrechtteam biedt ondersteuning bij onder andere: 

  • Contractvorming: Opstellen en beoordelen van verschillende soorten bouwcontracten aan de hand van diverse sets algemene voorwaarden zoals de UAV 2012, UAV-GC 2005 en DNR 2013 
  • Aanbestedingen: Begeleiding bij aanbestedingsprocedures en het opstellen van aanbestedingsdocumentatie. 
  • Geschillenbeslechting: Voorkomen en oplossen van conflicten via minnelijke regelingen, arbitrageprocedues (bijvoorbeeld bij de Raad van Arbitrage) of procedures bij de overheidsrechter. 
  • Vergunningen en regelgeving: Advies over vergunningverlening, milieueffectrapportages en naleving van regelgeving. 

Multidisciplinaire samenwerking 

Bouwprojecten raken vaak meerdere rechtsgebieden. Daarom werkt ons bouwrechtteam nauw samen met andere teams binnen ons kantoor, zoals vastgoedrecht, aanbestedingsrecht, bestuursrecht en mededingingsrecht. Deze multidisciplinaire aanpak stelt ons in staat u in elke fase van het bouwproces volledig te ondersteunen. 

Hiervoor kunt u bij ons terecht

Bij bouwprojecten is een solide juridische basis essentieel. Wij ondersteunen bij het opstellen en beoordelen van diverse bouwcontracten zoals bouwteamovereenkomsten en aannemingsovereenkomsten aan de hand van verschillende sets algemene voorwaarden zoals de UAV 2012, UAV-GC 2005, ALIB, AVA 2023, Bouwgarant en DNR 2013. Ons team zorgt ervoor dat contracten en voorwaarden volledig aansluiten bij uw project en de betrokken partijen. 

Wij begeleiden u bij aanbestedingsprocedures en het opstellen van projectdocumentatie. Of het nu gaat om openbare of onderhandse aanbestedingen, wij zorgen voor een juridisch correcte en strategische aanpak. Onze expertise omvat ook het toetsen van aanbestedingsstukken en het begeleiden van geschillen rondom gunningen. 

Conflicten binnen bouwprojecten kunnen complex en kostbaar zijn. Ons bouwrechtteam helpt u bij het voorkomen van geschillen en biedt ondersteuning bij arbitrageprocedures (bijvoorbeeld bij de Raad van Arbitrage of het Nederlands Arbitrage Instituut) of procedures bij de rechter. Wij streven naar praktische en duurzame oplossingen die uw belangen beschermen. 

De bouwsector wordt geconfronteerd met strenge wet- en regelgeving. Wij adviseren over vergunningverlening, milieueffectrapportages en naleving van regelgeving, zoals de Omgevingswet. Daarnaast ondersteunen wij bij procedures rondom bouwvergunningen en bestemmingsplannen, zodat uw project juridisch goed is verankerd. 

Bij projectontwikkeling en samenwerkingen komen veel juridische aspecten kijken. Wij adviseren over intentieovereenkomsten, samenwerkingsovereenkomsten en ontwikkelings- en exploitatieovereenkomsten. Ons team helpt u bij het realiseren van nieuwbouw, herontwikkeling en verduurzaming, met oog voor zowel juridische als commerciële belangen. 

Bel: 0172-503 250

Publicaties

Niek Hoogwout 1
Niek Hoogwout
Advocaat
Duurzaam bouwen vraagt om heldere afspraken en een integrale visie
Onderstaande is op 27 juni 2025 gepubliceerd in de verdiepingsbijlage bij het FD.  Duurzaam bouwen is meer dan een optelsom van goede bedoelingen en innovatieve technieken. Zeker vanuit juridisch perspectief. In die context speelt ook het belang van heldere afspraken en een weloverwogen integrale visie. Dat klinkt logisch, maar de praktijk blijkt soms weerbarstig.  Van papieren ambitie naar harde afspraken Duurzaam en toekomstbestendig bouwen staat bij veel partijen hoog op de agenda, maar ambitie en uitvoering lopen vaak uiteen. ”We zien te vaak dat inschrijvende partijen aanbestedingen winnen door meer te bieden dan de gestelde duurzaamheidseisen, maar dat de aanbestedende diensten vervolgens nalaten die eisen ook daadwerkelijk in het contract vast te leggen”, stelt Niek Hoogwout, partner bouw- en aanbestedingsrecht bij advocatenkantoor La Gro. Door die omissie komt de vooraf geplande meerwaarde – zoals extra WKO-installaties of circulaire oplossingen – vaak niet tot uitvoering als het project loopt.  Volgens Hoogwout is het de rol van de jurist om die kloof te dichten. ”Of het nu gaat om energieprestatie, materiaalgebruik of CO₂-reductie, het juridische uitgangspunt is eenvoudig: leg afspraken vast en zorg vervolgens dat het contractmanagement op orde is”, merkt hij op. “De uitdaging is om de concrete invulling en meetbaarheid van duurzaamheid juridisch te borgen. Dat vraagt om maatwerk en precisie, zeker bij complexe projecten. Maar in de haast of door onwetendheid wordt het vaak vergeten.  Nieuwe wetgeving, nieuwe kansen – en onzekerheden  De komst van de Omgevingswet biedt gemeenten nieuwe mogelijkheden om duurzaamheid juridisch af te dwingen. “Onder de oude wetgeving stond de goede ruimtelijke ordening centraal. Nu gaat het om de fysieke leefomgeving. Dat begrip is veel breder en omvat ook duurzaamheid. Gemeenten kunnen nu door middel van gebodsbepalingen expliciet eisen stellen op het gebied van duurzaamheid in hun omgevingsplan. Dat opent geheel nieuwe mogelijkheden”, vertelt Coline Norde, Partner bestuurs- en omgevingsrecht, La Gro.  Veel overheden benutten deze nieuwe ruimte en instrumenten (nog) niet, zo signaleert Norde in haar werk voor meer dan twintig overheden. Diverse procedures vallen nog onder het oude recht en het werken met een omgevingsplan is vaak nog onbekend. De transitie naar het nieuwe recht is nog in volle gang. In april 2025 toetste de Raad van State voor het eerst een wijzigingsbesluit van een omgevingsplan, afkomstig van de gemeente Amsterdam. Hierover moeten al vóór de start van het project duidelijke afspraken gemaakt worden. Wie draagt het risico als de aansluiting niet volgens planning gaat? Naar verwachting zullen andere gemeenten de systematiek van dit besluit volgen, wat zal leiden tot meer aangepaste omgevingsplannen. Het zal nog enige tijd duren voordat duurzaamheidseisen in omgevingsplannen worden opgenomen, verwacht Norde.  Stikstof en netcongestie  De stikstofproblematiek is een veelbesproken hindernis in de bouwwereld. Nieuwe rechtspraak maakt dit niet makkelijker. Bij veel bouwprojecten werd gebruikgemaakt van intern salderen. Hierbij wordt de stikstofdepositie van de bestaande (vergunde) situatie afgetrokken van de stikstofdepositie van de nieuwe situatie. “Door een wijziging in de rechtspraak eind 2024 zijn de mogelijkheden om intern te salderen beperkt. Dat vereist een nadere motivering, de zogenoemde additionaliteitstoets. Dat maakt het verkrijgen van vergunningen voor nieuwe bouwprojecten een stuk moeilijker”, vertelt Norde.  Naast de stikstofproblematiek is ook netcongestie een grote uitdaging voor nieuwe ontwikkelingen. “Bouwers kunnen in de problemen komen met hun opleverdatum als een nieuw pand niet tijdig aangesloten kan worden op het elektriciteitsnetwerk”, aldus Hoogwout. Naar verwachting zullen andere gemeenten de systematiek van dit besluit volgen, wat zal leiden tot meer aangepaste omgevingsplannen. Het zal nog enige tijd duren voordat duurzaamheidseisen in omgevingsplannen worden opgenomen, verwacht Norde. Diverse procedures vallen nog onder het oude recht en het werken met een omgevingsplan is vaak nog onbekend. De transitie naar het nieuwe recht is nog in volle gang. In april 2025 toetste de Raad van State voor het eerst een wijzigingsbesluit van een omgevingsplan, afkomstig van de gemeente Amsterdam. Hierover moeten al vóór de start van het project duidelijke afspraken gemaakt worden. Wie draagt het risico als de aansluiting niet volgens planning gaat?  Positieve trends  Toch zijn er ook positieve trends zichtbaar, zoals de toenemende waardering van duurzaamheid in de markt. Hoogwout adviseert aan bedrijven die willen investeren in duurzame gebouwen: kijk verder dan de minimale wettelijke vereisten. “Een gebouw met een BREEAM Excellent-score is niet alleen duurzamer, maar ook waardevaster. Op termijn betaalt dat zich altijd terug, terwijl een duurzaam gebouw ook vandaag al meer rendement oplevert: huurders laten bij vestigingskeuze steeds vaker de kwaliteit en de duurzaamheid van het pand meewegen.”  Norde wijst op de opkomende trend van uitnodigingsplanologie, waarbij overheden zich uitnodigend opstellen tegenover ontwikkelaars. “In het verleden werd gebruik gemaakt van toelatingsplanologie met afgebakende kaders over wat op een locatie mag. Uitnodigingsplanologie biedt veel meer vrijheid voor nieuwe initiatieven en innovatie”, legt Norde uit. Met uitnodigingsplanologie is al geëxperimenteerd op de Binckhorst in de gemeente Den Haag en het Hembrugterrein in de gemeente Zaanstad. Hoogwout en Norde benadrukken dat een integrale visie en oog voor de bestaande omgeving cruciaal zijn om tot het gewenste eindresultaat te komen. “Je ziet dat duurzame investeringen het meeste effect hebben als ze deel uitmaken van een integrale visie – juridisch, stedenbouwkundig en maatschappelijk”, aldus Hoogwout. 
Marnix van Hemert
Marnix van Hemert
Advocaat
Annotatie Tijdschrift voor Bouwrecht: eerste uitspraak na het Didam II-arrest
Voor het Tijdschrift voor Bouwrecht (TBR 2025/73), heeft Marnix van Hemert een annotatie geschreven bij de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 17 december 2024 (ECLI:NL:OGHACMB:2024:256). De uitspraak betreft de eerste uitspraak na het Didam II-arrest in het Caribisch gebied, die ingaat op het spanningsveld tussen maatschappelijk gegroeide rechten en de Didam-regels op Curaçao. In de annotatie toetst Marnix de privaatrechtelijke verhandelbaarheid van schaarse rechten aan de juridische grondslag voor het bieden van mededingingsruimte conform de Didam-regels. Ook gaat Marnix tevens in op de wenselijkheid van Didam-beleid voor overheidslichamen. In de annotatie wordt door Marnix betoogd dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in de onderhavige kwestie niet naar behoren zijn nageleefd en derhalve niet stroken met de Didam-regels, omdat er in de voorliggende kwestie sprake is van de privaatrechtelijke verhandelbaarheid van een schaars recht tussen private partijen, zonder tussenkomst van een overheidslichaam, noch van toepassing van de Didam-regels, bij gebreke van specifiek Didam-beleid. De privaatrechtelijke verhandelbaarheid van schaarse rechten lijkt niet te stroken met de verplichtingen voor overheidslichamen voortvloeiende uit de Didam-arresten. Om die reden, doet Marnix de aanbeveling dat de Caribische landen van het Koninkrijk duidelijke procedurele regels voor gronduitgifte dienen opstellen in lijn met het Didam-arrest. Afsluitend betoogt Marnix de wenselijkheid van zorgvuldig opgesteld Didam-beleid, ter voorkoming van het ad hoc moeten conformeren aan de Didam-regels, alsmede om het gronduitgiftebeleid van overheidslichamen toekomstbestendig te maken. Bij interesse in de annotatie of naar uw mogelijkheden op grond van het Didam-arrest, neem dan vooral vrijblijvend contact op met Marnix van Hemert.
Rosalie Geurtsen 1
Rosalie Geurtsen
Advocaat
Belangrijkste wijzigingen in de UAV-GC 2025
Eerder hebben wij gemeld dat de UAV-GC 2025 vanaf 14 januari 2025 beschikbaar is, samen met een nieuw model Basisovereenkomst en een herziene toelichting. De nieuwe UAV-GC 2025 is inmiddels door de CROW gepubliceerd. Hieronder lichten wij kort de belangrijkste wijzigingen uit de UAV-GC 2025 toe. Verplichting tot proactief gedrag en interactie (§ 2a UAV-GC 2025) Partijen worden verplicht zich voorafgaand en tijdens de werkzaamheden proactief op te stellen en met elkaar te communiceren. Deze verplichting is juridisch niet afdwingbaar, maar kan bij niet-nakoming van (andere) verplichtingen wel een rol spelen. Informatie van de opdrachtgever (§ 4 UAV-GC 2025) Opdrachtnemer moet zijn werkzaamheden afstemmen op de bestaande toestand. In de UAV-GC 2005 gold deze verplichting enkel voor afstemming van de geotechnische bodemgesteldheid. In de nieuwe versie van de UAV-GC geldt deze verplichting voor alle omgevingsfactoren die relevant zijn voor het werk. Wijzigingen opdragen door de opdrachtgever (§ 14 UAV-GC 2025) De belangrijkste wijziging houdt in dat opdrachtnemers alvast mogen starten met de uitvoering van wijzigingen als zij vertrouwen hebben dat overeenstemming binnen afzienbare tijd wordt bereikt. Dit moet schriftelijk worden vastgelegd en kan gepaard gaan met aanvullende voorwaarden, zoals een (gedeeltelijke) betaling vooraf, regiebasisafspraken of een bankgarantie. Wijzigingen op initiatief van opdrachtnemer (§ 15 UAV-GC 2025) Hoewel de tekst is aangepast, blijft de essentie ongewijzigd: opdrachtnemers mogen alleen wijzigingen doorvoeren in de specifieke gevallen zoals vastgelegd in de UAV-GC. Aansprakelijkheid voor en na oplevering (§ 28a en 28b UAV-GC 2025) Er wordt in de nieuwe versie duidelijker onderscheid gemaakt tussen aansprakelijkheid van de opdrachtnemer vóór en na oplevering. Voor oplevering: de aansprakelijkheid is beperkt tot zes situaties voor directe en indirecte schade. De aansprakelijkheid voor indirecte schade is bovendien beperkt tot een maximum van 10% van de in de modelovereenkomst vastgelegde prijs voor de realisatie van het werk (hierna: de aanneemsom). Na oplevering: de vervaltermijnen van vijf jaar na oplevering, dan wel 10 jaar na oplevering als sprake is van een ernstig gebrek, zijn ongewijzigd gebleven. Verder wordt in verband met de mogelijkheid om bepaalde schadelijke gevolgen te verzekeren een onderscheid gemaakt in de periode binnen twee jaar na oplevering en de periode daarna: Als het gebrek zich voordoet in de periode binnen twee jaar na oplevering, is de aansprakelijkheid van de opdrachtgever beperkt tot bepaalde vormen van directe en indirecte schade. De aansprakelijkheid van de directe schade is beperkt tot een bedrag van 100% van de aanneemsom. De aansprakelijkheid voor de indirecte schade is wederom beperkt tot een maximum van 10% van de aanneemsom. In de praktijk bleek het lastig om te verzekeren voor de schadelijke gevolgen als een gebrek zich pas later manifesteert. Om die reden wordt de maximale aansprakelijkheid voor de gevallen waarin het gebrek zich voordoet binnen twee jaar na oplevering beperkt tot een maximum van 10% van de aanneemsom met een minimum van € 1.500.000,-. Indien het bedrag van 10% van de aanneemsom lager is dan € 1.500.000,-, geldt het lagere bedrag. Intellectueel eigendom (§ 40a en 40b UAV-GC 2025) Nieuwe bepalingen rond auteursrechten en uitvindingen stimuleren vroege communicatie over intellectueel eigendom in het werk, zodat daarover afspraken gemaakt kunnen worden. Geschiloplossing (§ 47 UAV-GC 2025) Naast arbitrage kunnen partijen nu ook voor een andere methode kiezen, zoals bouwbemiddeling, mediation, de bindend adviesprocedure en de Fast Track Bindend Advies. Partijen maken deze keuze in de (model)aannemingsovereenkomst. UAV-GC: ja of nee? Het is niet simpel op voorhand te zeggen of het toepassen van de UAV-GC geschikt is voor uw situatie. Dat is altijd maatwerk omdat dit afhankelijk is van de aard van het werk en de werkwijze van partijen. Het is belangrijk om zorgvuldig te bepalen welke bepalingen u wilt toepassen en of aanvullende afspraken nodig zijn en of het bijvoorbeeld gewenst is dat de aansprakelijkheid wordt beperkt op de wijze als beschreven in de UAV-GC 2025.   Tot slot In een aparte blog zullen we ingaan op de wijzigingen in de Model Basisovereenkomst. Hebt u vragen over de UAV-GC of andere vragen met betrekking tot bouwcontracten? Neem dan contact op met Rosalie Geurtsen of één van onze andere bouwrecht-specialisten.
Dewi Britsemmer – La Gro 2-min
Dewi Britsemmer
Advocaat
Nieuwe versie UAV-GC – Wat verandert er?
De Uniforme Administratieve Voorwaarden voor Geïntegreerde Contractvormen (UAV-GC) zijn dé set van algemene voorwaarden die in Nederland voor de geïntegreerde bouworganisatievorm wordt gebruikt. Ontwerp, uitvoering en onderhoud kunnen hiermee in één opdracht worden gegund. Het CROW heeft een nieuwe versie aangekondigd: de UAV-GC 2025. Herziening is noodzakelijk gebleken vanwege diverse ontwikkelingen in de bouwsector, die onder andere een evenwichtigere risicoverdeling tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en meer oog voor innovatie noodzakelijk maken. Voor contracten waarop de UAV-GC 2005 van toepassing is, verandert er niets. De belangrijkste aanpassingen in de UAV-GC 2025 zijn de verplichting van partijen tot proactief gedrag en interactie, betere informatievoorzieningen van de opdrachtgever, de waarschuwingsplicht van de opdrachtnemer, aangepaste aansprakelijkheid vóór en na oplevering, verduidelijking van de totstandkoming van de overeenkomst, regels voor wijzigingen en uitvindingen en aangepaste procedures voor geschiloplossing, waarbij de voorzieningen rondom de ‘life-cycle’-bandering zijn komen te vervallen. De UAV-GC 2025 is vanaf 14 januari 2025 beschikbaar. Het is belangrijk om als opdrachtgever of opdrachtnemer op de hoogte te zijn van de wijzigingen en de impact daarvan op toekomstige projecten. Blijf ons volgen voor een nadere toelichting op de belangrijkste wijzigingen en aandachtspunten van de nieuwe voorwaarden. Hebt u hierover een vraag? Neem dan contact op met Dewi Britsemmer of één van onze andere bouwrecht-specialisten. 
Myrte Scholten
Myrte Scholten
Advocaat
Uitbreiding zorgplichten gemeenten bij kwetsbare (grond)waterhuishouding
In een arrest van het hof ’s-Hertogenbosch van 28 november 2023 (ECLI:NL:GHSHE:2023:3978) wordt geoordeeld dat de Gemeente Weert en een ontwikkelaar aansprakelijk zijn voor waterschade die omwonenden ten gevolge van de ontwikkeling van een plangebied hebben geleden. Opvallend daarbij is dat de Gemeente Weert enkel  de ontwikkeling planologisch mogelijk heeft gemaakt en voor het overige geen uitvoerder of opdrachtgever is van de ontwikkeling en realisatie van het plangebied. Vordering van omwonenden Omwonenden van het plangebied hebben de Gemeente Weert en twee ontwikkelende partijen aansprakelijk gesteld voor door hen gesteld geleden waterschade als gevolg van de ontwikkeling van het plangebied. Het hof heeft bij tussenarrest van 4 februari 2020 geoordeeld dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad een deskundigenonderzoek nodig is. Uit het deskundigenonderzoek komt onder meer naar voren dat de grondwaterstand door de ontwikkeling enkele centimeters is verhoogd, dat het (grond)watersysteem ter plaatse van de percelen voor de ontwikkeling van het plangebied beter in staat was piekafvoeren te verwerken en dat tijdens zware neerslag tijdelijk 0,8 tot 1,3 meter hogere grondwaterstanden worden verwacht.  Onzorgvuldig handelen gemeente en ontwikkelaars Het hof stelt vast dat uit de tussen de gemeente en ontwikkelaar X Project B.V. gesloten realisatieovereenkomst volgt dat een van de ontwikkelende partijen, X Project B.V., voorafgaand aan de realisatie van het bouwplan onderzoek naar de grondwatersituatie heeft laten verrichten, maar dat daarbij de grondwaterstanden ter plaatse van de percelen van de omwonenden – die direct aan het plangebied grenzen – niet zijn gemeten en dat evenmin onderzoek is verricht naar de concrete gevolgen van de realisatie van het bouwplan voor de percelen van de omwonenden. Het hof acht het handelen van de gemeente en ontwikkelaars onzorgvuldig en in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer jegens de omwonenden wordt betaamt. De gemeente is te verwijten dat zij na de vaststelling van het bestemmingsplan, in de wetenschap dat het plangebied en de directe omgeving op het punt van de (grond)waterhuishouding kwetsbaar is, niet voorafgaand aan de door haar toegestane en met ontwikkelaars overeengekomen ontwikkeling van het plangebied de directe omgeving van dat plangebied zorgvuldig in kaart heeft laten brengen en de negatieve gevolgen van de realisatie voor de waterhuishouding in die directe omgeving, zoals vastgesteld door de deskundigen, heeft laten onderzoeken. Het handelen van ontwikkelaars acht het hof eveneens onzorgvuldig en in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer jegens de omwonenden betaamt. Aan ontwikkelaars is, als de realisator van het bouwplan en als buur van omwonenden, hetzelfde verwijt te maken als aan de gemeente. Daarnaast is het hof van oordeel dat het aannemelijk is dat de schade van de omwonenden het gevolg is van de verhoging van de gemiddelde grondwaterstand en dus sprake is van een causaal verband tussen de onrechtmatige daad en de schade van de omwonenden. Slotsom Het hof veroordeelt de gemeente en X Project B.V. hoofdelijk tot het betalen van de door omwonenden geleden schade als gevolg van het onrechtmatig handelen nader op te maken bij staat. Mede gelet op de ontwikkeling van verschillende woningbouwlocaties met een kwetsbare (grond)waterhuishouding is dit arrest van groot belang. In ieder geval dienen gemeenten en ontwikkelaars in die situaties de nodige zorgvuldigheid te betrachten bij de ontwikkeling en realisatie van een plangebied en ervoor te zorgen dat de benodigde onderzoeken worden uitgevoerd. Contact Heeft u vragen over dit onderwerp of wilt u van gedachten wisselen? Neem dan contact op met Rosalie Geurtsen of Myrte Scholten of een van onze andere vastgoedspecialisten.
Niek Hoogwout 1
Niek Hoogwout
Advocaat
Roepen in de Woestijn: de waarschuwingsplicht van de aannemer de wet kwaliteitsborging voor de bouw
Het is aan de aannemer om de opdracht van de opdrachtgever goed en deugdelijk uit te voeren. Maar wat als de opdracht, de ter beschikking gestelde ondergrond, of de beschrijving en/of tekening van het werk niet klopt? Als aannemer moet je de opdrachtgever dan actief waarschuwen voor fouten en onvolkomenheden in de opdracht. Maar hoe en wanneer doe je dat? En wat te doen als er niet geluisterd wordt? En is de de waarschuwingsplicht door invoering van de Wet kwaliteitsborging voor de bouw (Wkb) per 1 januari 2024 zwaarder geworden? Tot voor kort werden bouwplannen getoetst in het kader van de aanvraag van een Omgevingsvergunning, dus voorafgaand aan de uitvoering van een werk. Als de vergunning goedgekeurd was, dan was er tijdens de uitvoering van het werk in de regel geen controle of toetsing. Daardoor werden fouten niet of te laat ontdekt. De Wkb heeft als doel de bouwkwaliteit en het bouwtoezicht te verbeteren, dus minder gebreken en bouwfouten. Om die reden is een nieuw systeem van bouwtoezicht ingesteld dat sinds 1 januari 2024 in werking is getreden. Het gemeentelijke toezicht op o.a. de naleving van de vergunning en het Bouwbesluit is daarbij vervangen door private kwaliteitsborging tijdens de bouw. De verantwoordelijkheid komt daardoor nu (met name) bij de aannemer te liggen. In dat kader is tevens het Burgerlijk Wetboek (:BW), dat de overeenkomst van aanneming van werk regelt, op een aantal punten gewijzigd. In deze bijdrage bespreken we de uitbreiding van de waarschuwingsplicht in het BW bij aanneming van bouwwerken. De waarschuwingsplicht geldt voor elke partij die opdrachten uitvoert. Uitbreiding van de waarschuwingsplicht vraagt meer actie en inzet van aannemers. Voor een beknopt overzicht van alle wijzigingen in het BW vanwege de invoering van de Wkb verwijzen we u naar een voorafgaand artikel van Myrte Scholten. Bestaande waarschuwingsplicht: kenbare fouten (artikel 7:754 lid 1 BW) De aannemer mag niet ongezien overgaan tot de bouw. Enige controle vooraf is nodig. Bij het aangaan van een overeenkomst van aanneming van werk en bij het uitvoeren van het werk was en is het om die reden aan de aannemer om te waarschuwen voor de aannemer (redelijkerwijs) kenbare fouten in stukken. Hetzelfde geldt voor fouten en gebreken in zaken afkomstig van – of opgesteld voor – de opdrachtgever. Reden daarvan is dat de aannemer als expert voor het uitvoeren van het werk geacht wordt te weten hoe je een kwalitatief goed werk levert. Het doel van de bepaling is dus om fouten en schade te voorkomen die na eenvoudig onderzoek kenbaar zouden zijn geweest. De opdrachtgever kan namelijk een fout over het hoofd zien. De tekst van de waarschuwingsplicht is: “De aannemer is bij het aangaan of het uitvoeren van de overeenkomst verplicht de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Hetzelfde geldt in geval van gebreken en ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, daaronder begrepen de grond waarop de opdrachtgever een werk laat uitvoeren, alsmede fouten of gebreken in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen, bestekken of uitvoeringsvoorschriften.” Dat ziet bijvoorbeeld op de opdracht zelf, het bestek, tekeningen, berekeningen en andere van de opdrachtgever afkomstige stukken, maar ook op de grond waarop gebouwd moet worden en voor materiaal dat ter beschikking wordt gesteld. De aannemer moet waarschuwen voor mogelijke fouten en onjuistheden in de opdracht die hij kende of redelijkerwijs behoorde te kennen of bij de uitvoering blijken. De omvang van de waarschuwingsplicht hangt af van om wat voor een fout het gaat en hoe makkelijk/hoe kenbaar een fout voor de aannemer in kwestie te ontdekken is en de mate van deskundigheid die bij de betreffende aannemer aanwezig mag worden verondersteld ten aanzien van de fout of het gebrek dat aan de orde is. Een schilder zal bijvoorbeeld minder snel hoeven waarschuwen voor een gebrek in de fundering dan de aannemer die de fundering aanlegt. De meer deskundige aannemer zal eerder moeten spreken dan de aannemer wiens specialisme het niet is. De aannemer hoeft het ontwerp niet over te doen, maar als duidelijk is dat de beschrijving van iets anders uitgaat dan de tekening, dan moet de aannemer vragen om verduidelijking. Alleen als er voldoende duidelijk gewaarschuwd is, is de aannemer niet aansprakelijk voor (de mogelijke gevolgen van) kenbare fouten en/of onvolkomenheden. Voorafgaand aan de uitvoering zal de aannemer ook moeten controleren of een waarschuwing van de aannemer daarna is opgevolgd door de opdrachtgever. Dat (de adviseur van de) opdrachtgever zelf wellicht voldoende deskundig is om een fout te kunnen onderkennen maakt niet dat de aannemer dan niet hoeft te waarschuwen voor een mogelijke fout. De deskundigheid van de (adviseurs van de) opdrachtgever kan wel van invloed zijn op een eventuele verdeling van de schade over de aannemer en de opdrachtgever als blijkt dat onvoldoende gewaarschuwd is, terwijl de opdrachtgever de fout ook had kunnen (moeten) onderkennen. Waarschuwt de aannemer niet of onvoldoende, dan is de aannemer aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het niet, net voldoende of niet op tijd waarschuwen. Wijziging BW: uitbreiding waarschuwingsplicht aannemer (artikel 7:754 lid 2 BW) Met de waarschuwing moet de opdrachtgever kunnen nagaan of, en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om mogelijke gevolgen en schade aan het werk te voorkomen. Vanaf 1 januari 2024 is de waarschuwingsplicht van de aannemer daarom uitgebreid/nader gereguleerd. Aan artikel 7:754 BW is een lid 2 toegevoegd waarin wordt geregeld hoe en wanneer gewaarschuwd moet worden voor (redelijkerwijs) kenbare fouten: “Bij aanneming van een bouwwerk geschiedt een waarschuwing als bedoeld in lid 1 schriftelijk en ondubbelzinnig en wijst de aannemer de opdrachtgever tijdig op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.” Schriftelijk en ondubbelzinnig Door de aanpassing van de waarschuwingsplicht in het BW moet de waarschuwing bij een overeenkomst voor aanneming van een bouwwerk voldoende duidelijk en voldoende concreet zijn. Dat doet de aannemer door tijdig, schriftelijk en ondubbelzinnig te waarschuwen voor mogelijke fouten en de mogelijke gevolgen daarvan. Dat kan per app, e-mail of brief, maar ook in een bouwverslag of weekrapport. Voorheen was er geen vormvereiste en kon een waarschuwing ook mondeling gedaan worden. Om welles-nietes discussies – lees: bewijs problemen – te beperken/voorkomen wordt nu vereist dat een waarschuwing schriftelijk gedaan wordt. De waarschuwing moet daarnaast ondubbelzinnig – concreet, begrijpelijk en duidelijk – zijn. Door de waarschuwing moet het voor de opdrachtgever duidelijk zijn waarvoor de aannemer waarschuwt en wat het (mogelijke) gevolg is als de opdracht niet wordt gewijzigd, als er niet wordt ingegrepen, door de opdrachtgever. De waarschuwing mag niet op verschillende manieren uit te leggen zijn. De waarschuwing moet bovendien op een zodanig tijdstip gedaan worden dat tijdig ingrijpen nog mogelijk is. In de rechtspraak werd die verplichting al aangenomen. Als de waarschuwing niet wordt opgevolgd en onduidelijk is of de opdrachtgever zich bewust is van de gevolgen moet de aannemer overwegen om het werk niet voort te zetten, totdat die duidelijkheid er wel is. Op grond van het nieuwe Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) mag de bouw niet starten zonder daaraan voorafgaand een bouwmelding onder kwaliteitsborging bij de gemeente te doen. Om tijdig een bouwmelding te kunnen doen moet ook tijdig voordien een kwaliteitsborger worden ingeschakeld. Niet geregeld is wie gehouden is de kwaliteitsborger in te schakelen en wie gehouden is de bouwmelding te doen. Dat moeten partijen zelf in de overeenkomst regelen. Er van uitgaande dat het aan de opdrachtgever is om de bouwmelding te doen, kan het onder omstandigheden aan de aannemer zijn om de opdrachtgever tijdig te wijzen op de noodzaak van het inschakelen van een kwaliteitsborger, zodat de kwaliteitsborger tijdig een bouwmelding kan doen en de aannemer daardoor tijdig kan starten met bouwen. Dwingend recht voor consumenten. Regelend recht voor niet-consumenten In art. 7:754 lid 2 BW staat dat er tijdig, schriftelijk en ondubbelzinnig gewaarschuwd moet worden. Als de opdrachtgever een consument is, dat is een natuurlijke persoon die bij de opdracht niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, kan in geval van aanneming van een bouwwerk niet ten nadele van de opdrachtgever van die verplichting worden afgeweken. Een van art. 7:754 lid 2 BW afwijkende bepaling die in het nadeel is van de consument-opdrachtgever is vernietigbaar. Dat betekent dat de consument in voorkomende gevallen de rechter kan vragen om de strijdige bepaling te vernietigen, buiten beschouwing te laten. Hetzelfde geldt voor met art. 7:754 lid 2 BW strijdige bepalingen in algemene voorwaarden die op de overeenkomst van aanneming van werk van toepassing zijn. Bekende algemene voorwaarden zijn de ALIB 2024, AVA 2023, UAV 2012. Art. 7:754 lid 2 BW creëert wel onzekerheid. Verwezen wordt namelijk naar art. 7:754 lid 1 BW. Die bepaling is echter niet van dwingend recht. Aangenomen wordt daarom dat bij consumentenovereenkomsten niet kan worden afgeweken van de vorm (lees: schriftelijk) waarin gewaarschuwd wordt, maar dat van de inhoud/maatstaf als bedoeld in art. 7:754 lid 1 BW wel kan worden afgeweken. Dat zou betekenen dat een aannemer, ook bij een overeenkomst met een consument, een andere maatstaf kan overeenkomen. In dat geval zou de aannemer kunnen afspreken dat, in plaats van de plicht te waarschuwen voor fouten die hij ‘kende of behoorde te kennen’, alleen hoeft te waarschuwen voor fouten die hij daadwerkelijk heeft ontdekt of zelfs  helemaal niet gehouden is te waarschuwen voor fouten. Omdat art. 7:754 lid 2 BW niet voor professionele opdrachtgevers geldt kan met hen hoe dan ook een van art. 7:754 lid 1 BW afwijkende afspraak worden gemaakt. Over art. 7:754 lid 2 BW is nog geen relevante rechtspraak bekend, zodat afwachten is of die bepaling inderdaad zo opgevat mag worden. Kan je afwijken van de schriftelijke waarschuwingsplicht? Uitzondering: bij overeenkomsten met zakelijke opdrachtgevers kan overeengekomen worden dat deze verplichting niet (of anders) geldt. Vanaf wanneer geldt de zwaardere  waarschuwingsplicht? Directe werking, dus vanaf 1 januari 2024. Dat betekent dat bedingen in op 1 januari 2024 bestaande overeenkomsten die afwijken/strijd opleveren met art. 7:754 lid 2 ten nadele van consument-opdrachtgevers geldig blijven vanwege eerbiediging van het oude recht. Voor nieuwe situaties bij bestaande overeenkomsten – bijvoorbeeld bij uitvoering van het werk – en voor nieuwe overeenkomsten vanaf 1 januari 2024 geldt dat strijdige bepalingen vernietigbaar zijn. Zie hiervoor bij dwingend recht. Heeft u vragen over de Wkb, of wilt u meer informatie? Neem dan vooral contact op met één van onze specialisten van team bouwrecht.